OKTOBER 2007 - NOVEMBER 2007 - DECEMBER 2007 - JANUARI 2008
FEBRUARI 2008 - MAART 2008 - APRIL 2008 - MEI 2008 - JUNI 2008 - JULI 2008
BEN WEAVER - THE AX IN THE OAK
THE HOMEMADE JAMZ BLUES BAND - PAY ME NO MIND
LARRY JON WILSON - LARRY JON WILSON
DUKE ROBILLARD - A SWINGING SESSION
JULIAN FAUTH - RAMBLIN' SON
JACKIE PAYNE I STEVE EDMONSON BAND - OVERNIGHT SENSATION
BILLY BOY ARNOLD - BILLY BOY SINGS SONNY BOY
DIRTBIRD - CATHEDRAL
GRIFFIN HOUSE - FLYING UPSIDE DOWN
TRAVIS "MOONCHILD" HADDIX - DAYLIGHT AT MIDNIGHT
BEN
WEAVER
THE AX IN THE OAK
Website Myspace
Label: Glitterhouse Records Myspace
Distr.: Munich Records
Een
nieuwe cd van de met een indrukwekkend stemgeluid gezegende Ben Weaver is altijd
iets om naar uit te kijken. Na het fantastische "Hollerin' At A Woodpecker"
in 2002 was de reissue van zijn debuut "Living In The Ground" (2000)
een aardig zoethoudertje maar ook niet meer dan dat. Zijn vorige cd "Stories
Under Nails" (2004) deed ons afwisselend denken aan Tom Waits, Merle Haggard,
Townes van Zandt, Leonard Cohen, Bob Dylan en Steve Earle en liet bovendien
een doorleefdheid horen die je niet verwacht van iemand die zijn dertigste levensjaar
nog niet eens heeft bereikt. Met "Stories Under Nails" bewees Ben
Weaver wat hij echt kan en dat is heel veel, het maakte gewoon dit album tot
een van de opvallendste Americana-cd's van 2004, een kunstje dat nauwelijks
een jaar later wordt herhaal met "Blueslivinghollerin'" (2005), een
compilatie van de eerste drie LP's. Op "Paper Sky" (2007) klinkt Weaver
ingetogener dan ooit. Zijn anders robuuste liedjes met rauwe stem, hebben plaats
gemaakt voor een veertiental piepkleine miniatuurtjes. Ditmaal bespeeld Weaver
vooral de toetsen van een piano of synthesizer en deze worden verder subtiel
aangevuld door een groepje (gast)musici. Die albums vult hij met cowboy-poetry,
rusteloos singer-songwriterwerk en oprechte, beklemmende countrysongs en donkere
blues, die het harde arbeidersleven in zijn thuisstaat weerspiegelen. Zijn songs
zijn heerlijke, eenvoudige schetsen die recht naar het hart grijpen. Het zijn
vertellingen over het leven, de liefde, de hoop en de angst van alledag. Geen
grootspraak, maar simpele small men blues, zonder in pathetische bewoordingen
of zeemzoete clichés te vervallen. De muziek van Weaver is niet alleen
geïnspireerd door de hierboven genoemde grootheden maar komt ook qua niveau
akelig dicht in de buurt. Nu dat zijn populariteit eindelijk een beetje van
de grond komt, levert de man uit Minnesota met "The Ax in the Oak"
al zijn zesde album af, zijn tweede voor het Duitse Glitterhouse. Weaver zoekt
op zijn nieuwe plaat het experiment met urbane en industriële thema's en
in Weaver-stijl wordt weer volop gebruik gemaakt van beestachtige geluiden en
drumcomputers. Daarbij kreeg hij, zoals bij de voorganger, hulp van producer
Brian Deck (o.a. Modest Mouse, Iron and Wine). Geruggensteund door een minimale
bezetting waarin vooral zachte drums en een slepende cello (Julia Kent van Antony
and The Johnsons) primeren, brengt Weaver op deze plaat met simpele pianoriedels
of zacht gitaargetokkel zijn songs. Zijn stem klinkt nog steeds schor en droog,
maar het weerhoudt hem niet om zo nu en dan eens echt te zingen. Weaver nam
deze plaat op in Berlijn, waar hij op een appartement van een vriend verbleef.
In zijn liedjes treedt hij op als verteller, iemand die volop de wereld gadeslaat.
Zo gaat het nummer "Hawks and Crows", over een meisje dat in de flat
tegenover hem woonde, ééntje die non-stop achter de computer aan
het werken is. Maar ook hebben de natuur, weersomstandigheden en dieren, nog
steeds een prominente rol in zijn teksten. De grootste uitschieter tussen deze
country-getinte Americana songs is vooral het melancholieke "Soldiers War",
één van de hoogtepunten van een cd die wederom zal behoren tot
de meest imponerende Americana-cd's van het jaar. Maar ook songs als "Anything
With Words", "Hawks + Crows" en "Alligators + Owls"
zijn zeer sterk geschreven. Ben Weaver straalt op deze plaat een vorm van puurheid
uit die we zelden tegenkomen in een wereldje waar ego’s overheersen. Naast
de iets meer rockende songs als "White Snow" en "Red Red Fox",
is alles low profile, terwijl zijn muziek en zijn teksten telkens de krop in
de keel oproepen. Eigenlijk is Ben Weaver iemand die door heel de wereld gekend
zou moeten zijn, iets wat hij door zijn bescheidenheid nooit zal bereiken. En
eigenlijk zijn we daar heel blij om.
THE
HOMEMADE JAMZ BLUES BAND
PAY ME NO MIND
Myspace
Info: Michael McClune Media & Mktg
Label: Northern Blues Distr.: Parsifal
VIDEO 1 VIDEO
2
Als
B.B King en Elvin Bishop beiden van je zeggen dat je talent met hopen hebt,
de echte blues spirit bezit en een fantastische toekomst tegemoet gaat, dan
kan dat als steuntje in de rug wel tellen. Zeker als je hele groep samen slechts
37 jaren telt. Jawel, je leest het goed, de gezamenlijke leeftijd van deze twee
broers en hun zusje is 37 jaar. Benjamin Taja Perry, drumster is 9, Kyle Perry,
13 speelt Bas en de oudste, Ryan is de zanger en gitarist en hij is "al"
15. Ze zijn afkomstig uit Tupelo, Mississipi. Zegt dat je wat? Inderdaad, hetzelfde
stadje waar een zekere Elvis Aaron Presley het licht zag. De fiere vader Renaud
Perry, speelt op ongeveer de helft van de songs mondharmonica als gast. Nadat
Ryan de gitaar van vader Renaud leende was ze bijna niet meer uit zijn handen
weg te slaan, hij had al na korte tijd een verbluffende techniek en de aandacht
die hij hierdoor kreeg maakte dat jongere broer Kyle niet wou achter blijven,
hij koos voor bas en wat later wou natuurlijk kleine zus ook meedoen. De resultaten
waren verbluffend en een fiere vader belde regelmatig de baas van de in Clarksdale
gevestigde bekende bluesclub "Ground Zero" om te vragen of zijn kids,
die hun band ondertussen Homemade Jamz genoemd hadden, geen auditie konden doen.
Bill Luckett die samen met de bekende acteur Morgan Freeman de club runt, wou
echter zo een jonge band niet boeken, tot hij uiteindelijk zwichtte voor de
herhaalde telefoontjes van de man die beweerde dat zijn kinderen anders waren,
ze speelden blues, real blues. Men stemde toe in een korte auditie en de rest
is zoals men zegt… geschiedenis. Ondertussen hebben ze reeds ontelbare
malen opgetreden in Ground Zero, op bluescruises en op verschillende grote festivals.
Ze zijn, om het zo te noemen een sensatie. Het befaamde major blueslabel NorthernBlues
tekende ze ondertussen, en dit is het resultaat. Een sterke release met blues,
real blues. Geen kinderspel, maar een indrukwekkende, hechte driemanformatie,
waarbij je geen moment zou kunnen vermoeden hoe jeugdig de muzikanten wel zijn.
Opzwepende juke joint blues soms zoals de afsluiter "Boom Boom", John
Lee Hooker zou apetrots zijn op deze versie. De vermelding op de hoes "This
Is not a one hit wonder, this is a band destined for great things" kan
ik alleen maar volmondig beamen. Ze werden dan ook tweede in de International
Blues Challenge vorig jaar. Reeds vanaf de eerste song "Who Your Real Friends
Are" hoor je inderdaad, dit is magie. Geen zwak moment op dit debuut, dat
bovendien om het nog indrukwekkender te maken, thuis live in drie dagen opgenomen
werd. Letterlijk "Homemade Jamz" dus. Met songs als."Right Thang,
Wrong Woman" of de sterke Juke Joint boogies "Blues concerto"
en "Pay Me No Mind" waar wat van Burnside's invloeden in doorschemeren
is dat geen verwondering. Neem dit maar van me aan, de Homemade Jamz are gonna
be big... I mean real BIG
P.S Bekijk hun optreden in
Raalte, Nederland in bijgevoegde videofragmenten en hun versie van "Boom
Boom" samen met B.B King.
(RON)
LARRY
JON WILSON
Myspace
Label: 1965 records
Distr.: Munich Records
VIDEO 1 VIDEO
2 VIDEO
3
Het
zal wel een raadsel blijven waarom iemand met aangeboren talent, vlot gelanceerd
als singer-songwriter, zich nadien een kwart eeuw lang uit de muziekbusiness
terugtrekt. Ontgoocheling of andere aspiraties? Omstreeks de jaren 1970 en volgende
situeerde Larry Jon Wilson uit Georgia zich in datzelfde clubje waarin ook Kris
Kristofferson, Guy Clark en Townes Van Zandt doorbraken. En dan bij Larry opeens
stilte. Als je zijn mooie ‘Losers Trilogy’ beluistert met die melancholische
stem dan vraag je je toch af wat hem weerhouden heeft? Zingen en spelen deed
hij nog, maar dan op gelegenheidspodia of bij voorkeur in nachtelijke sessies
met vrienden. In de seventies bracht hij een viertal albums uit met afwisselend
folk, blues, narratieve country en americana. Zijn debuutalbum uit 1975 ‘New
Beginnings’ werd bejubeld. Maar hij koos niet voor de gemakkelijke weg
en dat wordt vaak niet in dank afgenomen. Als een integere artiest wil vasthouden
aan zijn eigen visie en persoonlijke songs dan krijgt hij de weerbots. In zijn
nieuw titelloze album Live opgenomen in Florida, zo te horen met publiek, ligt
het zwaartepunt opnieuw op zijn folkbluesy verhalende songs, die aan een intieme
clubsfeer doen denken. Een verduisterd zaaltje, waarin alleen de zanger met
zijn gitaar te horen is en daarnaast een hemelsmooie vioolbegeleiding met tragische
ondertoon. Het creëert een magische sfeer. Je zou er zwaarmoedig van worden,
ware het niet dat de baritonstem van de zestigplusser je aandacht vasthoudt
en via zijn songteksten meetrekt naar een lichtbaken waar hoop, verlangen en
erbarmen zichtbaar worden. Het intrieste ‘Heartland’ mondt uit in
‘Feel Alright Again’ en na ‘Goodbye Eyes’ laaft hij
zijn ziel aan het liefdeslied ‘Rocking With You’, mijmerend als
een schommelstoel. Larry vertoeft in die gemoedstemming waarin ook Jimmy LaFave,
Derroll Adams, Buddy Miller, Eric Taylor zich graag ophouden. Vooral zijn gevoelvolle
gitaarbegeleiding, Ry Cooder in zijn jonge dagen, maakt dat dit album opvalt
tussen het doorgaans meer energieke ‘Nashville folkcountry’ materiaal.
Zijn evocatieve troubadourcomposities doen eerder denken aan een soundtrack,
waarin het desolate van landwegen of de vluchtwegen van desperado’s worden
uitgebeeld. ‘Whore Trilogy’ is zo’n ballade. Ergens zingt
Larry dat hij noch zilver noch goud bezit, maar hij bezit wel de gave om het
hart te raken. Gelukkig dat hij de zilverdraad van zijn songschrijven terug
heeft opgenomen.
Marcie
DUKE
ROBILLARD
A SWINGING SESSION
Website
Label: Dixiefrog
Distr: Parsifal (B) Bertus
(NL)
VIDEO 1
VIDEO 2
VIDEO 3
Duke
Robillard's cd's zijn altijd weer goed voor afwisseling. De ene keer kiest hij
meer voor rock en blues, op andere momenten toont hij zijn jazzy kant. Natuurlijk
is deze "Swinging Session" meer een portie van dat laatste. Maar ook
bluesliefhebbers (zoals wij bij Rootstime) kunnen van dit moois genieten, want
swing is muziek voor iedereen, slechts weinigen kunnen eraan weerstaan. Met
zijn romige, warme stem voegt hij bovendien een extra dimensie toe aan zijn
sublieme gitaarspel, terwijl vooral de drie saxofonisten Goug James, Gordon
Beadle en Scott Hamilton en hammondspeler Bruce Katz belangrijk zijn voor het
totaalgeluid dat deze cd brengt. Duke laat de dunne lijn die jazz en blues van
elkaar scheidt nog verder vervagen. Deze opname roept de sfeer op van de oude
opnames van Duke Ellington, T-Bone Walker, Fats Waller en andere jazz artiesten
die de blues in hun jazzy muziek verwerkten. Duke zegt van Charlie Parker en
Miles Davis : "They were great blues players." De openingstrack "Deed
I Do" van Walter Hirsh en Fred Rose, een song uit 1929, is meteen een prachtig
nummer, een song die Duke past als een pas gesneden maatpak. De instrumentale
traditional "The Lonesome Road", is een nummer waar het begrip "Swing"
tot volle uiting komt. De stempel van Ray Charles zit duidelijk in "Them
That Got" en toont ook nog eens wat een prima vocalist Duke zelf ook is
voor dit soort songs.Verder krijgen we nog uitstekende bewerkingen van "They
Raided The Joint" dat vooral bekendheid kreeg in de versie van Helen Humes,
en Irvin Berlin's "The Song Is Ended." Tussen al deze oude swing tunes
weet Duke bovendien naadloos enkele eigen nieuwe songs te integreren zoals "Red
Dog" en "Swinging With Lucy Mae". Als je houdt van een warm klinkend,
sfeervolle, lekker "ouderwetse" jazz en blues cd, dan ben je bij de
"Duke" steeds aan het juiste adres. Ook deze keer dus is het genieten
geblazen van de stem en gitaar van een van topmuzikanten in dit genre, want
een echte "Swinging Session" was dit op zijn minst.
(RON)
JULIAN
FAUTH
RAMBLIN' SON
Website Contact
Label : Electro-Fi Records
Distr.: Parsifal
Na
de verschijning van zijn alom geprezen debuutalbum "Songs Of Vice And Sorrow"
in 2005, ligt nu opvolger "Ramblin' Son" in de schappen en eerlijk
is eerlijk, want zoals zijn debuut is zijn nieuwste ook een plaat die je absoluut
moet horen. Pianist Julian Fauth is een vocaal supertalent zoals dat maar eens
in de zoveel jaren langs komt. Voeg daarbij zijn liedjes die voor het leeuwendeel
in de categorie Memphis Slim/Sunnyland Slim vallen en het formidabele productiewerk
van Electro-Fi labelbaas Andrew Galloway & Alec Fraser en je hebt een bloedheet
schijfje in handen. Julian Fauth is een jonge pianist/singer-songwriter die
zich aanschuurt tegen de blues. Barrelhouse jazz met allerlei rare woordenkronkels.
Maar wel in schoon gezelschap van o.a. Jason Danley (gitaar), Donne Roberts
(gitaar), Andrew Jurecka (viool), Sam Petite (bas), James Thompson (bas), Bob
Vespaziani (drums) en maar liefst vier man, Wayne Charles, Paul Reddick, David
Rotundo en Ken Yoshioka op harmonica. Een plaat geproduceerd door boven vermelde
heren en Julian zelf wekt natuurlijk de nodige verwachtingen. Het zou erg jammer
zijn dat enkel barrelhouse piano-blues liefhebbers zijn intieme werkje "Ramblin'
Son" zouden oppikken. Fauth speelt inderdaad prachtig en genuanceerd piano,
maar daarnaast zingt hij op een onopvallende manier heel goed. Alle nummers
heeft hij zelf geschreven, maar ook originele bewerkingen van Rosetta Tharpe’s
"Can't No Grave Hold My Body Down", Guitar Slim's "Done Got Over
That" en Carter Family’s “Will The Circle Be Unbroken".
Fauth is een rasartiest, die zich niet bezig houd met de twaalf maten, drie
akkoorden standaardblues, maar als een goed singer-songwriter kan je zijn muziek
best omschrijven als Contemporary Blues, muziek om de meest verstokte bluesfan
te boeien. Fauth's stemgeluid is eigenlijk niet eens heel bijzonder te noemen,
maar toch heeft de man een stem waar je met een gerust hart ‘U’
tegen kunt zeggen. Het kost Julian hoorbaar geen enkele moeite om elke song
een indrukwekkende dimensie mee te geven. Elk nummer is doorspekt met een enorme
dosis emotie en klaagzang, terwijl zijn relaxte timbre continu in je hoofd blijft
hangen. De composities van de nummers zijn eigenlijk niet eens overdreven spannend
te noemen, hoewel de muzikale mix van blues en roots magnifiek in elkaar steekt.
Helemaal niets mis mee overigens en het maakt eens te meer duidelijk dat Fauth
een fantastisch tijdloos document heeft afgeleverd. Naast de reeds vermelde
covers en een melancholieke herbewerking van Fats Waller’s “Hopeless
Love Affair” met zijn prachtige pianospel en een Django gekleurde viool,
schreef hij de overige 14 songs zelf, met als uitschieter het Dylan-esque "East
Toronto Nervous Breakdown" met Fauth op gitaar en wederom in duet met Andrew
Jurecka’s viool. Het hoogtepunt van het album vind ik terug in het jazzy,
bijna Broadway-achtige "Yet Another Stagger Lee", een persoonlijke
bewerking van de klassieker, en het reeds vernoemde en hier afsluitende "Can't
No Grave Hold My Body Down", songs die het meest geworteld blijven in de
traditie. "Ramblin'Son" zal de luisteraar waarschijnlijk niet na een
keer luisteren overtuigen, maar de aanhoudende luisteraar zal na meerdere keren
luisteren dit album met liefde gaan koesteren.
JACKIE
PAYNE I STEVE EDMONSON BAND
OVERNIGHT SENSATION
Website
Label:Delta Groove Distr: Coast
To Coast
Lekker klinkende soul/blues
met R&B injecties en modern klinkende funk ritmes, echt wat waar we bij
Rootstime wel oren voor hebben. Jackie Payne die lange tijd het mooie weer maakte
bij "Hand Jive" Johnny Otis en zijn revue. Steve Edmonson kennen we
van zijn gitaarwerk met topartiesten als James Cotton en Luther Tucker, maar
speelde eveneens bij Van Morrison en Maria Muldaur. Hij speelde uiteindelijk
vier jaar bij The Dynatones, waar hij Jackie Payne leerde kennen, vooraleer
de Payne / Edmonson Band te vormen. Met hun sterke debuut "Master Of The
Game" op Delta Groove vorig jaar konden we reeds kennismaken met deze perfecte
combinatie van gruizige soulvocals met knappe blazers en snedig gitaarwerk.
Beide heren spelen nu ongeveer tien jaar samen, maar hun wortels gaan dieper;
in Payne stem zitten de invloeden versmolten van groten als Wilson Pickett,
Al Green, Otis Redding en Bobby Bland, terwijl Steve Edmonson via zijn vader
Travis persoonlijk les kreeg van Josh White, Lightnin Hopkins en Sonny Terry
en Brownie McGhee. Hoogtepunten zat op deze schijf, vooral de langzame pure
soul ballads zoals de klassieker "Your Good Thing" en afsluiter "Feel
Like Goping Home" van Charlie Rich spreken ons uitermate aan. Dit is Payne
in topvorm. Wat niet wegneemt dat de funk van "Bag Full Of Doorknobs"
(She changes the locks everytime I leave home) of het aan de vroegere Al Green
songs herinnerende titelsong "Overnight sensation". Na deze soul injecties
is de pure blues van "Mother In-Law Blues" een mooi contrast, alhoewel
Jackie Payne's stem de soul toch weer binnenbrengt. De typische sound van het
Hi-label en de geest van Al Green en Ann Peebles krijgen we te horen in het
sterke "Midnight Friend". Er bestaan stemmen die me meer raken dan
die van Jackie Payne, maar weinigen bezitten zoveel soul. Voeg daarbij het eerder
sobere, maar uiterst effectieve en superieure gitaarspel van Steve Edmonson
en de blazers van The Sweet Meet Horns en je hebt het recept voor wat voorlopig
al één van de betere bluesplaten van het jaar 2008 is geworden,
maar die tegelijkertijd de geest van de jaren 60 en 70 ademt.
(RON)
BILLY
BOY ARNOLD
BILLY BOY SINGS SONNY BOY
Website
Label : Electro-Fi Records
Distr.: Parsifal
Kijk,
dat mag ik wel: een titel die simpel en direct de lading van het gebodene dekt.
Nu draait Chicago harmonicalegende Billy Boy Arnold inmiddels ook al lang genoeg
in het blueswereldje mee om te weten dat eenvoud vaak de beste keuze is; al
in de jaren vijftig was hij een vaste klant in de Chess-studio's. Drie jaar
geleden verscheen het album "Consolidated Mojo" (2005) op het label
Electro-Fi met opnames die stamden uit 1992, opnames die bleven liggen in de
lade van Marc Hummel, die zelf een gevierd harpist is en bewonderaar van Billy
Boy. Hummel leende toen zijn band uit voor een sessie die twee toenmalige nieuwkomers
liet schitteren: Rusty Zinn en Ronnie James Weber. Billy Boy Arnold behoort
tot de eerste generatie Chicagobluesartiesten die ook daadwerkelijk in Chicago
geboren is. Al zijn voorgangers, w.o. Muddy Waters, Sonny Boy Williamson, Howlin'
Wolf, zijn afkomstig uit het arme Zuiden net als de ouders van Arnold. Billy
Arnold werd op 16 september 1935 geboren. Al op zeer jonge leeftijd leerde hij
de blues kennen en vooral de platen van John Lee 'Sonny Boy' Williamson (de
eerste Sonny Boy) maakte veel indruk op hem. In 1948 ontdekte Arnold dat Sonny
Boy Williamson in de buurt woonde. Deze mocht zijn jonge fan graag en hij leerde
hem enkele trucs op de mondharmonika. Helaas werd Williamson kort daarna overvallen
en hij overleed aan zijn verwondingen. In de volgende jaren raakte de jonge
Billy bevriend met artiesten als Blind John Davis, Big Bill Broonzy, Memphis
Minnie, Muddy Waters, Johnny Jones, Johnny Shines, Otis Rush, Little Walter
en Earl Hooker, die allemaal een rol speelden in zijn ontwikkeling. In 1952
- op 17-jarige leeftijd - kreeg Billy zijn eerste platencontract bij het Cool
label uit Chicago. Zijn eerste plaat "I Ain't Got No Money"/"Hello
Stranger" werd uitgebracht onder de naam Billy Boy Arnold. Daarna sloot
Billy zich aan bij een jonge straatmuzikant/electronicafreak Ellis McDaniel,
beter bekend als Bo Diddley, die van een sinaasappelkist een versterker voor
hem maakte. In 1955 scoorde Bo Diddley, met Billy Boy Arnold als begeleider,
de eerste van zijn vele hits, "Bo Diddley"/"I'm A Man".
Hij zou een goede toekomst tegemoet kunnen gaan, maar Arnold wilde geen begeleider
zijn. Hij wilde platen maken onder zijn eigen naam. Na een onenigheid met Leonard
Chess stapte Arnold de deur uit en hij liep meteen naar de overkant waar zich
de studio van VeeJay Records bevond. Hij nam daar "I Wish You Would"
op, wat al snel een regionale hit werd. Het nummer werd veel op de radio gespeeld
en Billy kreeg de gelegenheid op te treden met mensen als Little Walter en Junior
Wells. Ook Muddy Waters nam de jongeman onder zijn hoede. Al snel volgenden
meer hits als "I Ain't Got You", "She's Fine, She's Mine"
en "Prisoner's Plea" en Billy Boy Arnold - 20 jaar oud - had het gemaakt.
Arnold bleef verder spelen in de clubs in Chicago en nam nog meer singles op
in de late jaren 50. Zijn debuutalbum "More Blues From The South Side"
uit 1963 is een klassieker geworden. Maar helaas kreeg hij in de 60er jaren
steeds minder de gelegenheid op te treden en om zijn gezin te kunnen onderhouden
moest hij er een baan als buschauffeur bijnemen. In het midden van de negentiger
jaren kreeg hij weer de gelegenheid een nieuwe cd op te nemen. "Back Where
I Belong" bracht hem weer de status die hij verdiende als Chicago harmonicavirtuoos,
en de volgende cd "Eldorado Cadillac" bevestigde deze status nog meer.
In 2001 werd dit gevolgd door de uitstekende "Boogie 'n Shuffle" waar
hij werd begeleid door Duke Robillard en diens band. Voor zijn nieuwste album
"Sonny Boy Sings Sonny Boy", gaan we meer terug in de tijd, namelijk
naar zijn mentor Sonny Boy (John Lee Williamson), aan wie Billy Boy Armold op
deze plaat nu een hommage brengt, een staaltje van zijn harmonica vuurwerk laat
zien en bewijst dat hij als geen ander de harmonica kan beheersen. Begeleid
door Billy Flynn (gitaar & mandolin), Bob Stroger (bas), Willie "Big
Eyes" Smith (drums) en gast Mel Brown (piano) stookt Arnold vanaf de eerste
noten van zijn eigen gepende "$1,000 Bill" het bluesvuurtje hoog op,
om dan niet meer uit te laten gaan voor de laatste klanken van "Springtime
Blues" drie kwartier later verstorven zijn. Naast nog andere eigen songs:
"Around This Old Juke Tonight" en "Squeeze Me Tight" zijn
de andere songs natuurlijk van zijn mentor. 14 klassiekers van John Lee Williamson
passeren hier namelijk de revue, covers waarin boogie, swing en vooral zijn
harmonicablues centraal staan. Dat het deze band niet alleen te doen is om het
brengen van zuivere blues waar mondharmonica de boventoon heeft, is een niet
mis te verstane boodschap. Ok, Billy Boy Arnold heeft wereldklasse en bij sommige
tracks klinkt hij vrij herkenbaar, maar de Chicago blues, de unieke sound van
de jaren '50 staat wel degelijk neutraal op deze plaat. Een goudeerlijke bluesplaat.
DIRTBIRD
CATHEDRAL
Myspace CDBaby
Het
lijkt erop alsof het privé-universum van het duo David/Victoria uit ‘Dirtbird’
samengesteld is uit lucht, water en spirituele geesten. Hun atmosferische muziek
zeilt als het ware in een feeëriek luchtruim waar droom en verbeelding
elkaar hetzij omhelzen hetzij najagen. De poëtische teksten zijn al even
doorschijnend, moeilijk te doorgronden en desondanks aangrijpend. Het melancholische
‘I Rose Again’ blaast namelijk een briesje langs je ruggengraat.
De cello van gastmuzikant Lillybub, ooit nog cellist bij de Australische ‘The
Bedridden’, probeert het allemaal samen te verweven en de contrabas en
ebow van Richard Pleasance maakt het soms wat ‘spooky’. De Australische
‘Dirtbird’ zelf bestaat voor de helft uit David M. Lewis, songschrijver
en multi-instrumentalist met gitaar, dobro en banjo. Zelf maakte hij vroeger
eveneens deel uit van de ‘Bedridden’. Aan de vrouwelijke helft geeft
Victoria Moss lieflijk gestalte. Zij neemt de engelachtige zanglijnen voor haar
rekening. Ook David zingt, afzonderlijk of harmoniërend met Victoria. ‘Dirtbird
speelt al sinds 2002 samen en speelde in pubs, folkclubs en op festivals. Met
‘Cathedral’ brengen zij hun derde album uit met Richard Pleasance
als producer. De Cd werd opgenomen in de studio in Elevated Plains, Victoria.
Als duo heeft ‘Dirtbird’ al een zekere cultstatus verworven en dat
is niet verwonderlijk als je hun donkere visionaire songs beluistert. Invloeden
haalden zij bij Neil Young, Cat Power en Gillian Welch en wellicht ook uit de
majestueuze vertes in eigen Australië. Om hun muziekgenre te karakteriseren
worden beschrijvingen als Alt-country of Indie-rock toegevoegd. De ‘Dirty
Three’ en de ‘Cowboy Junkies’ tonen in de verte ook verwantschap.
Hun akoestische songs zijn echter tijdloos en ongrijpbaar in die zin dat de
songs een imaginaire wereld oproepen waar mensen in de gedaanten van beademde
gedichtjes ronddwalen. ‘I See Blue Lights in the Sky, I Hear Voices on
the Wind’ is een beklijvend pareltje. Ongewild word je meegezogen in die
onaardse muziek alsof je in slowmotion met Dirtbird’s geesten mee moet
dwarrelen.
Marcie
GRIFFIN
HOUSE
FLYING UPSIDE DOWN
Website Myspace
Label: Nettwerk Music Group
Distr.: Munich Records
VIDEO
Griffin
House is een jonge Amerikaan, afkomstig uit Springfield, Ohio en speelt zelf
gitaar en liedjes schrijven kan hij als de beste. In het verleden verraste hij
ons al enkele keren met albums als "Lost & Found””, “Upland”,
"House Of David Volume One & Two" en "Homecoming", waarop
hij een meer pop- en rockgetint geluid liet horen, met duidelijke invloeden
van o.a. een Jeff Buckley, Leonard Cohen en U2. Met "Lost & Found”
brak hij enigszins door in 2004 en heeft nu vier jaar later voor zijn nieuwste
album, "Flying Upside Down", een paar zielsverwanten verzameld, waaronder
twee van Tom Petty’s Heartbreakers, keyboardist Benmont Tench en gitarist
Mike Campbell, die zich net als de baas bezig houden met het maken van sloom
groovende, gevoelige popliedjes. Emotionele, diepgevoelige songs die even goed
ergens onopvallend op de achtergrond beluisterd kunnen worden. Wat je er uithaalt,
hangt voor een groot stuk af van wat je wilt vinden en van hoe je tegenover
verliefde of verdrietige songwriters staat. Feit is wel dat zelfs voor de meest
ruimdenkende luisteraar "Flying Upside Down" veel minder naar de keel
grijpt dan zijn voorgangers. Met opener "Better Than Love" wordt de
toon voor de rest van het album al meteen gezet. Of hij nu het einde van de
wereld, grote liefdes of gebroken harten bezingt, steeds zweeft er ergens boven
de melodie een heerlijk zonnetje en een geur van zonnecrème, wat Griffin's
muziek dan weer de ideale soundtrack voor een rustig namiddagje op het strand
of in de zon maakt. Het album is dan ook opgenomen in Manhattan Beach, Los Angeles,
Californië. En als u daar dan toch in de zon ligt te braden, neem dan ook
gerust uw geliefde mee, want naast de verpaupering van onze wereld blijft ook
weer op dit album de hoofdbrok voor de liefde weggelegd. Zonnekloppers met gebroken
harten kunnen dan weer bij "Live To Be Free" terecht, want net als
elk volleerd singer-songwriter weet Griffin House maar al te goed dat het niet
al rozengeur en maneschijn is in de liefde. "Flying Upside Down",
is voor de liefhebber van muziek met een gevoelig randje zeker geen slechte
aankoop. Griffin House weet wat een song is en heeft er, hoewel het emotionele
gedoe soms wel wat langdradig begint te worden, dan ook een volledig schijfje
mee volgeperst. Doordrongen van een heerlijk zonnetje en Griffin's warme stem
is "Flying Upside Down", dan ook een ideale opwarmer voor de komende
zomerdagen, tenminste als die nog moesten komen. Ook op deze plaat legt Griffin
House dertien tracks neer, die stuk voor stuk voldoen aan de eisen voor een
goede popsong. Naast de opener zijn andere hoogtepunten: "I Remember (It’s
Happening Again)", het afsluitende "Waiting for the Rain to Come"
en "The Guy That Says Goodbye..", maar dit laatste nummer was ook
al terug te vinden op het "Homecoming" album. Vocaal is hij op zijn
sterkst in de titeltrack waarin hij zingt: "Take me all the way if you
take me at all / ‘Cause I got nothing but the ground to break my fall",
naast het mooie piano werk en de woo-hoo-ing backing, denkende aan de jaren
70, horen we hier ook de swingende viool bijdrage van Nickel Creek’s Sara
Watson. Maar meestal is de begeleiding sober doch effectief, de melodieën
zijn warm en aanstekelijk en ondanks dat zijn melancholische stem niets dan
ongeneeslijk liefdesverdriet doet vermoeden, sporen Griffin House's teksten
meer dan eens aan tot nadenken. Probleem is alleen dat we dit ook over zijn
vorige platen konden zeggen. Op zich is het bewonderenswaardig: House doet wat
hij voelt, comprimeert zich niet en staat met beide benen op de grond. Probleem
is alleen dat ‘ie daardoor geen stap verder komt.
TRAVIS
"MOONCHILD" HADDIX
DAYLIGHT AT MIDNIGHT
Website Contact
Label: Earwig records
Distr: Parsifal
"I
am the best that I can be, and since no one else can be me, there's none better!"
Travis "Moonchild" Haddix.
Naast
zijn werk bij Little Johnny Taylor en Arie Bluesboy White, en het schrijven
van songmateriaal voor Dickie Williams, Jimmy Dawkins, Micheal Burks en Son
Seals, speelde de in Mississippi geboren, maar momenteel in Cleveland wonende
Travis Haddix zelf een groot aantal cd's vol, 20 ondertussen. Zijn nieuwste,
een re-release van de cd die vorig jaar op het eigen Wann-Sonn label verscheen,wordt
nu hier in België verdeeld door het Earwig label. Travis Haddix brengt
modern klinkende Chicago blues, die doet Denken aan Jimmy Johnson , Micheal
Burks en Son Seals. Maar ook de invloeden van de vroegere Watt/Stax dagen, die
er dank zij de blazers en de aparte ritmesectie binnensluipen, zijn duidelijk
aanwezig. Vooral Travis' messcherpe, snedige gitaarwerk en de wat funky soulritmes
maken dat zijn sound zo hedendaags klinkt.Neem bijvoorbeeld "What To Do"
is een pure funkexplosie, waar James Brown om het hoekje komt kijken. "Good
Buddy Blues" heeft zowel trekjes van Albert King en Albert Collins gitaarwerk,
maar het ritme zit boordevol funk en soulinvloeden. De titelsong "Daylight
At Midnight" en meer nog "Backward Baby" heeft Albert King als
grote voorbeeld, terwijl de pure soulsong "Who Could I Be?" de hoogdagen
van Stax even doet herleven. Dus, voor liefhebbers van hedendaagse soul en blues,
voorzien van vinnige gitaarbijdragen: deze cd is net wat je nodig hebt.
(RON)