OLI BROWN - THE BORDERLINE DIEST 26/02/2011


 
Artiest info
 

Myspace

 

THE BORDERLINE 26/02/2011

 

 

 

 

Oli, je stond al op vijftienjarige leeftijd op het podium in Amerika, naast bluesiconen zoals Budy Guy, Robben Ford, Buddy Guy, Taj Mahal, Walter Trout of John Mayal. Waren dit je eerste stappen op het podium?

Nee, ik denk dat ik ongeveer dertien jaar was toen ik deelnam aan wedstrijden en concerten op school. Dat waren de eerste publieke optredens waar ik werkelijk startte.

Om zoiets te ondernemen op die jonge leeftijd moet je toch de volledige steun hebben van je ouders en je onmiddellijke omgeving?

Inderdaad, zonder mijn ouders stond ik hier niet. Ze steunen we me steeds door dik en dun en geven me ook mentaal de nodige steun. Mijn vader is een ongelooflijke werker achter de schermen en een fantastische organisator en mentor.

Heb je enig idee van wie je al dit muzikaal talent geërfd hebt?

Niet uit mijn familie, maar op school hadden we, toen ik twaalf jaar was, een tijdje een leraar die ons gitaarlesjes gaf van twintig minuten. Daar werd ik gebeten door de gitaarmicrobe. Ik weet nog dat ik als eerste muziekstukje de James Bond 007 - tune mee naar huis kreeg en dat dag en nacht, noot per noot zat te oefenen. Ik was zo fier als een gieter toen ik het onder de knie had en mijn ouders super tevreden, want zij waren steeds dat zelfde deuntje wel beu gehoord.

Begon je na de James Bond – tune, de Flinstones – tune te oefenen?

(Plooit dubbel) Hoe weet je dat? Ach ja, ik heb dat in Gent voor de grap gespeeld. De volgende tune wordt de “Blue Pizza” tune.

Je vorige album “Open Road” ontving internationaal lovende kritieken en vorig jaar werd je tijdens de “British Blues Awards” verkozen tot “Vocalist Of The Year”. Zeker dat laatste moet als gitarist enorm plezier doen? 

Dat kwam aan als een donderslag bij heldere hemel. Je moet weten dat ik zes jaar geleden nauwelijks durfde zingen. Ik wilde gewoon niet zingen of de leader van een band worden. Liet mij maar de solo’s vanuit de achtergrond spelen. Maar toen ging ik naar Amerika en al die Amerikaanse bands deden niets anders dan allen in koor herhalen, jongen je moet zingen, je kan zingen, je moet je eigen band oprichten. Je kan je wel voorstellen hoe trots ik ben op hetgeen ik nu bereikt heb.

Andere artiesten zitten op hun blote knieën te smeken voor steun of sponsoring van één of andere instrumentenbouwer, maar jij kan bijna een ganse pagina vullen met al je “endorsements”: Vanquish guitars, Hofner, Blackstar, Kustom, Ernie Ball, Whirlwind, T-Rex, Shure, Fender, Randystraps, Fred Kelly pics en nog een paar anderen. Moet je die mensen van je stoep jagen?

Ik zou nooit mijn naam verbinden aan een product waarin ik niet geloof. Zo ben ik dol op de T-Rex pedalen die ik gebruik en ben ik altijd gek geweest van een gecombineerd geluid tussen twee versterkers. In dat opzicht vind ik de mix van klank tussen mijn Blackstar en mijn Kustom Defender waanzinnig goed. Dit geldt ook voor mijn akoestische Hofner gitaar en mijn elektrische Vanquish. Ik ben gewoon trots op de dingen waarmee ik speel en vind dat de mensen gerust mogen weten met welk materiaal ik speel en hoe goed al deze gear wel is. Fender, Gibson en nog vele anderen zijn grote, bekende namen, maar er zijn zoveel kleine bouwers, zoals Vanquish Guitars, die misschien minder bekend zijn, maar evenwaardige producten afleveren. Ik vind dat zulke mensen beter verdienen en zal hun producten dan ook zoveel mogelijk promoten. Iedereen zou er eens van moeten proeven om het te weten. Ik maak er ook geen enkel probleem van dat mensen mijn dingen willen uitproberen.

Je verbindt niet alleen je naam aan goede instrumenten, maar ook aan goede doelen zoals “Strings For A Cure”, ten voordele van kankerpatiënten?

Snaren zijn een echt wegwerpproduct en in dit opzicht vond ik het een geweldig idee om er juwelen mee te ontwerpen en aan te bieden ten voordele van een goed doel. Ik vond het design prachtig en het initiatief heel inspirerend.

Ik denk dat je één van de jongste artiesten bent die een eigen Custom Signature gitaar hebben, met je Vanquish gitaar. De meeste gitaristen hebben een voorkeur voor een welbepaalde gitaar en klank, zoals een Fender Telecaster, een Stratocaster, een Gibson Les Paul of een holow body. Heb je geprobeerd een bepaalde klank na te bootsen of een combinatie ervan?

Ik speel met twee P 90 pickup’s in mijn Vanquish gitaar, met een redelijk hoge output en die leveren me met een drieweg schakelaar en mijn volume en toonknop een enorm breed klankenpalet op. Bovendien is mijn Vanquish zo makkelijk bespeelbaar. Ik moet er mijn vingers niet op open spelen om dat instrument te laten zingen. De bouwer heeft er dan ook lang aan gewerkt voordat het instrulment klaar was en die zin voor perfectie voel je wel. Ik ben heel trots op mijn gitaar.

Voorheen bespeelde je een Stratocaster model.

Ook die gitaar werd gebouwd door een artisanale luthier in de States, Stonetree Guitars. Het is echter moeilijk om een eigen geluid uit een Stratocaster te halen omdat het zo herkenbaar is en ik was toch op zoek naar een eigen, specifiek geluid. Daarom speel ik ook met een duimplectrum, wat eveneens een ander geluid oplevert dan een gewoon plectrum. Ik gebruikte de Strat wel om mijn plectrumtechniek aan te scherpen.

Je bent precies geen liefhebber van tremolosystemen?

Nee, helemaal niet. Als ik mijn snaren wil doorbuigen, dan trek ik de kop van mijn gitaar wel richting body. Bovendien vallen die dingen moeilijk af te stellen en zijn ze alles behalve bevorderlijk om je gitaar gestemd te houden. Ik hou ook niet van die tremolo-effecten.

Je ziet aan je gitaarspeelstijl wie je grote leermeesters waren.

Mensen als Freddie King of Buddy Guy gebruikten ook een “thumb picking” stijl op elektrische gitaar, maar ik gebruik er een speciaal plectrum, de “bumble bee”, van Fred Kelly voor. Dit is een in de lengte verstelbaar, zodat je het duimplectrum dat je niet meer moet bijvijlen om de juiste maat te verkrijgen, een uniek systeem.

Uit alle stijlen verkies je het om blues te spelen.

Ik hou van het onderhoudende gehalte van de blues. Mijn grote voorbeeld is Buddy Guy, die op het podium zulk een uitstraling heeft, ook nog eens schitterende verhalen uit zijn mouw schudt en ondertussen nog zijn eigen nummers herwerkt. Het publiek maakt bij hem echt deel uit van de show en de verbondenheid is enorm en dit vind ik zeer belangrijk, want een artiest is niets zonder publiek. Je moet de mensen betrekken in je show. Het moet een wisselwerking zijn en geen eenrichtingsverkeer. Dat is ook het mooie aan de blues. Het heeft wel een bepaalde vorm, maar je kan eraan sleutelen naargelang je gevoel van het moment, zodat het zeer natuurlijk aanvoelt, recht uit de ziel. Zo kan je echt door je gitaar praten in de solo’s. Eén van mijn grote favorieten op dat vlak is Chris Kane. Om die reden ben ik een grote fan van live albums, omdat ze zo goed het gevoel van het moment vastleggen.

De Britse bluesscene legde in de sixties de basis voor andere stijlen zoals hardrock en metal. Hoe populair is de huidige Britse bluesscene in Engeland?

Ik vind dat ze in de lift zit. Blues muziek is live muziek in tegenstelling tot de muziek van vele popgroepen, die hun nummers live niet gespeeld of gezongen krijgen. In de studio lukt alles nog perfect, maar eens live vallen ze door de mand. Het zijn meer de mensen achter de knoppen van de mixtafel die hun muziek maken. Zoiets zal je in de blues nooit meemaken. We spelen ook veel in scholen, voor kinderen, zodat ze kennis maken met onze muziek. We spelen ongeveer drie kwartier en geven ze daarna de kans om vragen te stellen. We zetten er ons gezellig bij en signeren dan ook dingen als ze erom vragen. Het doet dan altijd enorm plezier als je dezelfde kinderen opnieuw ziet opduiken tijdens een show. Ik denk dat het nog steeds de beste methode is om je boodschap zelf uit te dragen en zo iedereen te overtuigen.

Hier in België wordt blues bij de jeugd dikwijls geassocieerd met rokerige cafés, gevuld met rondbuikige dronken grijsaards.

Daarom is het zo belangrijk om jonge mensen te laten kennis maken met ons speelplezier en onze muziek.

Als Seasick Steve op Rock Werchter zeventigduizend jongeren kan overtuigen op een gitaar met drie snaren, dan bewijst dit toch dat de blues nog leeft en enkel uitgedragen moet worden naar een publiek dat de stemming kan smaken? Je gaf zelf het perfecte voorbeeld door op Glastonbury te spelen.

Zulke evenementen doen de mensen hun ogen open gaan en geven je de unieke kans om jezelf te bewijzen. Iedereen live overtuigen is nog steeds de beste promotie, maar tegelijkertijd speelt het publiek zelf ook een belangrijke rol en daar kan je geen leeftijd op plakken. Ik geniet evenveel van respect te krijgen van oudere muziekkenners dan voor een uitbundig jong publiek te staan. Zulke dingen geven je een enorme energie op het podium.

De populariteit van bepaalde muziekgenres lijkt wel een golfbeweging. Kijk nu naar de heropleving van de folk met groepen als Mumford And Sons of The Low Anthem.

Ja, het is een circulaire beweging en een onvoorspelbaar gegeven. Misschien is het volgende keer wel de beurt aan de blues.

Als bluesgitarist begin je ergens met een bepaalde stijl van je favorieten aan te leren. Hoe moeilijk is het om in dit genre een eigen stijl te ontwikkelen?

Mijn eerste gitaarheld was ongetwijfeld Jimi Hendrix. Als jonge muzikant luister je natuurlijk naar de grote bluesgitaristen zoals Stevie Ray Vaughan en Jimi, maar tussen mijn vijftiende en mijn achttiende toerde ik telkens twee maanden rond in de States met verschillende bluesgitaristen. Die leerden me uiteenlopende speeltechnieken aan en deden me oog krijgen voor de klank van al die verschillende gitaren. Ze gaven me ook de raad om te stoppen met naar Stevie of Jimi te luisteren en in de plaats hiervan eens gaan te luisteren bij de grondleggers van de blues of zelf iets kompleet anders uit te vinden. Niet dat ik niet van Stevie Ray Vaughn hou, maar ik heb niet meer naar zijn muziek geluisterd sinds jaren. Ik luister nu naar zoveel mogelijk gitaristen als ik kan en oefen al die stijlen in, om zo mijn spectrum te verbreden en met een eigen geluid voor de dag te komen. Ik wil niet dat mensen me associëren met andere artiesten. Ik wil mezelf zijn en met mijn naam verder gaan. Daarom speel ik onder andere met een duimplectrum en speel ik niet op Fender of Gibson gitaren of versterkers, zodat echt alles verbonden is met mezelf.

Ik vind dat je sound enorm geëvolueerd is op je nieuwe album “Heads I Win, Tails You Lose”.

Ja, maar ik speel dan ook op een veel betere gitaar (lacht). Nee, nu even ernstig, ik speelde met enorm goede muzikanten in de studio, Gary Rackam op bas, Jamie Little op drums en Dave Lennox op keyboard. Doe daar nog een gedreven en ervaren producer als Mike Vernon bij en ik die steeds zit te oefenen en nooit tevreden ben over mijn gitaarprestaties, dan ken je het geheim van onze formule.

Je hecht blijkbaar ook enorm veel belang aan je ritmesectie?

Ja, ik wisselde onlangs nog van drummer en stootte na een zoektocht onder lokale, Engelse drummers steeds op dezelfde naam: Wayne Proctor. Wayne heeft toerervaring zat, is zelf producer en is een zeer grappig en sympathiek iemand. Het klikte al bij de eerste repetitie, ook met mijn bassist Ron Sayer, die trouwens een oude leerkracht van mij is en ook zanger - gitarist. In die periode nodigde hij me regelmatig uit om met hem mee te jammen op het podium en nu zijn de rollen omgekeerd, leuk toch. Beiden zijn ze super solide artiesten.

Een keyboardspeler, zoals op plaat, zien we je niet meenemen op tournee?

Ik heb dat ooit overwogen, maar ik voel me echt goed als trio. Bovendien zuigt een keyboard teveel energie op en geeft me een te comfortabel gevoel op het podium. Je moet op scherp staan op het podium en een trio verplicht je alle drie het maximum uit jezelf te halen, want het minste foutje is hoorbaar, maar die druk maakt het juist spannend. Hoewel, met de steun van die twee supermuzikanten voel ik me toch relaxed.

Blues kent een traditie in het coveren van songs. Op welke basis selecteer jij je covers, want je keuze is op zijn minst origineel te noemen?

Je doelt waarschijnlijk op de hiphop song “No Diggity”. Ten eerste moet ik van de song houden, en deze tune spookte al jaren door mijn hoofd. Het origineel is een sample van “Grandma’s Hands”, een Bill Withers song, maar ik probeer steeds een coversong volledig om te gooien en naar mijn eigen hand te zetten. Op dit ogenblik coveren we “Hoochie, Coochie Man”, bekend geworden door Muddy Waters, en ook hier klinkt het kompleet anders dan het origineel, want daar kun je niets aan verbeteren, dus verkies ik om covers totaal om te bouwen.

De naam blues doet veel mensen denken aan trieste, droevige songs, die hun oorsprong kennen onder de zwarte slaven in het Zuiden van Amerika. Ik denk niet dat dit overeenstemt met je speelstijl of je visie op de blues.

Blues is inderdaad hierdoor wat gestigmatiseerd, maar dit wil niet zeggen dat het daarbij moet blijven, want het is ook een muziekstijl die evolueert, en dat moet ook om het genre te doen overleven. Daarom vernoem ik ook nergens op mijn posters of albums het woord blues, zodat mensen zonder vooringenomenheid naar mijn muziek kunnen luisteren. De songs die ik schrijf zijn wel beïnvloed door de blues, maar ik zit daarbij niet te denken aan dit moet twaalf maten zijn of zo.

Al van bij je eerste album “Open Road” klonk je al funky en soulvol en ook op je nieuwe album is dit zo. Mijn favoriete song in dat opzicht is “Keeping My Options Open”, dat me doet denken aan Johnny Guitar Watson.

Dat is een song die ik samen met Mike Vernon schreef, eigenlijk met de tonen van Ry Cooder’s stompende ritmes en percussieve gitaar in “All Shook Up” in het achterhoofd. We hebben het nochtans een tijdlang uit onze live set geschrapt totdat een mooi meisje ons beloofde naar ons volgende optreden te komen als we het speelden. Hier kan natuurlijk niemand aan weerstaan, maar dit erbuiten gelaten, blijft het een zeer prettig nummer om te spelen.

Maakt die cross-over van stijlen het voor jou als artiest nog interessanter?

Natuurlijk, maar anderzijds kan je zoiets nooit controleren wanneer je songs schrijft. Dat vloeit er gewoon uit. Ik let er enkel op niet in herhaling te vallen, zodat mijn songs steeds anders klinken. Ik experimenteer ook met nieuwe akkoorden en andere ritmes, die soms een heel andere wending geven aan mijn nummers. Mike Vernon en ik hebben op het nieuwe album ons rot geamuseerd terwijl we elk detail van de plaat onder de loep namen en ook aan de teksten werd veel aandacht geschonken. Zonder hem zou de plaat nooit zo een krachtig geheel vormen. We beleefden een fantastische tijd samen en hadden ondanks het vele werk enorm veel lol.

Je eindigt je album met de song “On Top Of The World”. Is dit het gevoel dat leeft bij Oli Brown op dit moment?

Zeker, ik ben zo gelukkig dat ik dit kan doen en het verwoordt ook hoe muziek me doet voelen en dat gevoel is met niets vergelijkbaar. Met muziek zit je, zelfs bij het beluisteren, in een andere wereld die je alle zorgen doet vergeten en je enkel achterlaat met een zalig, gelukkig gevoel. Bovendien heb ik altijd van optreden en de bijhorende reizen gehouden, dus je kan wel begrijpen dat ik samen met de fantastische mensen die me omringen me zeer gelukkig prijs.

Blowfish