CALUM INGRAM - MAKING IT POSSIBLE | ||||||||
![]() |
Met dit innovatieve album maakte de Schotse cellist Calum Ingram alvast een opmerkelijk debuut. Zijn bevreemdende muziek slaat aan vanaf de eerste ‘Intro’. Vooreerst is hij klassiek geschoold maar ook zijn jazzopleiding aan de ‘New School for Jazz & Contemporary Music’ in New York is hoorbaar vermengd met een zeker exotisme en wat Keltische echo’s. Al die invloeden, met daarbovenop zijn hoogstpersoonlijke visie, maken dit album tot een origineel compositorisch werkstuk dat je zowel bij fusiejazz als kamermuziek zou kunnen indelen. Maar catalogiseren lijkt wel het laatste waar Calum mee in zijn hoofd zit zoals hij met elektrische cello, zang, flarden sound, heftige uithalen, contrasterende jazztonen een eigen groove creëert waarin ook wat van zijn excentrieke persoonlijkheid doorschemert. Soms lijkt het alsof de Schot in de New Yorkse wereldstad verstrikt is geraakt in de ochtendnevelen van een vrieskoude dageraad van waaruit dan rauwe celloklanken opklinken, niet zozeer melodisch als wel uiterst geëmotioneerd. In het groepje van begeleidende muzikanten met saxofonist, contrabassist en drummer nestelt zich nog Jessie Arlen, die angelieke toonaarden aan de muziek van Calum toevoegt, zoals o.m. in het dromerige instrumentale ‘Samson’ of nog in het van melancholie doordrongen ‘Smile’. Calum zelf zingt met de pijn van een in de val gelopen wolf terwijl in zijn songs compositie en improvisatie nauwelijks te onderscheiden zijn. Op het gepassioneerde ‘Don’t Mean To Harm’, waarop hij als het ware de woorden uitspuwt, en op het weeklagende ‘Chop’ worden de jazzelementen nog benadrukt via de mooie saxsolo’s van Peter Gasparov. Elders hoor je ook rockflarden. De mysterieuze sfeer is echter nooit ver weg alsof urbanistische landschappen in elkaar vloeien in het wazig blikveld van een gestrande schipbreukeling. De cellist schuwt het experiment niet maar wendt zijn instrument, dat soms bij gitaar aanleunt, toch in de eerste plaats aan als een verklanking van al zijn verwarde emoties. Het absolute pareltje tussen de acht songs is het zielsmooie ‘Going Home’, teer en poëtisch in zijn fragiele schoonheid, als de formatie van een vlucht wilde ganzen boven een waterspiegel. Als een magiër goochelt songschrijver Ingram met gevoelens, klanken en atmosfeer. Vorige maand nog won hij een prijs voor zijn ‘Sound Design’, muzikale bijdrage aan een theaterstuk, wat niet verwonderlijk is want Ingram musiceert en schildert met de passie van een expressionistische kunstenaar die zijn emoties met de baslijnen van zijn strijkstok wegborstelt. Marcie
|
|||||||
|
||||||||