OKTOBER 2007 - NOVEMBER 2007 - DECEMBER 2007
JANUARI 2008 - FEBRUARI 2008 - MAART 2008
SEAN COSTELLO (16/4/79 - 15/4/08) - WE CAN GET TOGETHER
NICK CAVE & THE BAD SEEDS - DIG!!! LAZARUS DIG!!!
ROY BUCHANAN - LIVE FROM AUSTIN, TX (DVD)
MALCOLM HOLCOMBE - GAMBLIN’ HOUSE
KEVIN MEISEL & THE RAGGED GLORIES - CRUISING FOR PARADISE
TOM PRINCIPATO - RAISING THE ROOF
FRED EAGLESMITH - TINDERBOX
SHAWN MULLINS - HONEYDEW
ROBBEN FORD - OHNE FILTER LIVE REVISITED (DVD)
MYROL - JOANNE & HALEY MYROL
CLAW BOYS CLAW - PAJAMA DAY
Rand
Chortkoff and Robert Fitzpatrick, the CEO and President respectively of Delta
Groove Music, issued the following joint statement: "Sean Costello was
a genius. He was destined to go down in music history as a blues legend. His
musical legacy will live on through his music forever. We at Delta Groove Music
and all his fans everywhere are devastated by the untimely news of his death.
Our thoughts and prayers are with his family, loved ones and friends and to
all of his many fans around the world. He will not be forgotten."
Bluesartiest Sean Costello (16/4/79 - 15/4/08) is dood aangetroffen in zijn hotelkamer in Atlanta. De musicus zou deze maand 29 jaar zijn geworden. In 1994 won hij al de 'Blues Talent Contest' in Memphis. Daar ontmoette hij Susan Tedeschi, die hem als gitarist meenam op verschillende tournees in de VS. Zijn eerste album "Call The Cops" nam hij op in '96 en dat was meteen een succes. Later volgden nog "Cuttin'In", "Moanin' For Molasses" en "Sean Costello". Onlangs verleende hij ook als gitarist zijn medewerking aan het album "Long Time Coming" van zanger Nappy Brown, dat verschenen is bij Blind Pig Records. Hij had net zijn nieuwste cd "We can get together" uitgebracht, onder het label Delta Groove Record. Zie hier de recensie:
SEAN
COSTELLO
WE CAN GET TOGETHER
Website Myspace
Label: Delta Groove Productions
Distr.: Coast To Coast
NICK
CAVE & THE BAD SEEDS
DIG!!! LAZARUS DIG!!!
Website
Label : Mute Records Limited
Distr. : EMI Music
Nicholas
Edward Cave werd iets meer dan vijftig jaar geleden geboren in Warracknabeal,
een boerengat in Australië. Daar bleef hij echter niet te lang rondzwerven
want hij had maar een wens: beroemd worden als zanger, liedjesschrijver en dichter.
Tijdens zijn middelbare schooltijd ontmoette hij Mick Harvey en verhuisde samen
met hem naar Londen om daar de groep The Birthday Party te vormen, samen met
de Duitse gitarist Blixa Bargeld die hen al snel overtuigde om hem naar West-Berlijn
te volgen. Daar werd Nick Cave And The Bad Seeds in 1984 boven het doopvont
gehouden, een groep die sindsdien een onwaarschijnlijk succesvol parcours heeft
afgelegd doorheen de hedendaagse muziekgeschiedenis. Hun eerste full-cd was
“From Here To Eternity” die meteen uitgroeide tot millionseller.
Met een fantastische discografie waaronder “Murder Ballads” uit
1996 en de bijna akoestische pianoplaat “The Boatman’s Call”
uit 1997 behoort deze groep tot het klassieke muzikale patrimonium en gelden
ze als één van de belangrijkste referenties binnen de moderne
popmuziekscène. In maart 2007 verscheen de cd “Grinderman”,
een zijproject van Nick Cave met enkele andere Bad Seeds. Het geluid van die
plaat bepaalt nu ook voornamelijk de sound van de recentste Nick Cave and The
Bad Seeds-cd “Dig!!! Lazarus Dig!!!”, overigens hun veertiende studioplaat.
De literair zeer begaafde poeet Nick Cave schreef weer alle teksten voor deze
plaat in een voor anderen onnavolgbare stijl. De inspiratie voor deze cd werd
gevonden in het Bijbelse verhaal van de heropstanding uit de doden van Lazarus
van Bethanië door Jezus Christus. Bijna 25 jaar na hun eerste album is
deze plaat alweer een zeer knap staaltje moderne popmuziek met een heel herkenbare
sound eigen aan Nick Cave en zijn groep. De titelsong is ook de eerste single
uit de plaat en noopt tot vrolijk meeschreeuwen met His Master’s Voice.
Dit album is een bluesy rockplaat geworden met swingende songs als “Today’s
Lesson”, “Albert Goes West” en “Lie Down Here (&
Be My Girl)” maar er is ook ruimte voor de balladeer Cave in bijvoorbeeld
“Moonland”, “Hold On To Yourself” en het lekker voortkabbelende
“Jesus Of The Moon”. Experimenteren met geluiden doet Cave in “Night
Of The Lotus Eaters”, in “We Call Upon The Author” en in “Midnight
Man”. Ik hou vooral van de laatste song op de plaat “More News From
Nowhere” dat drijft op een intrigerende beat en het pathetische zangwerk
van Mr. Cave himself. Gedurende acht minuten zwelt deze song mysterieus aan
tot een all time classic in zijn repertoire. Het wordt trouwens de tweede single
uit dit album en zal in mei officieel verschijnen. Slechte platen heeft Nick
Cave nog nooit gemaakt en “Dig!!! Lazarus Dig!!!” kan onverwijld
worden bijgezet in de kluis met zijn volledige platencollectie die best met
veel eerbied gekoesterd kan worden want binnen enkele decennia als relikwie
ontzettend veel waard.
(valsam)
Nick Cave & The Bad Seeds Live
Vorst Nationaal, Brussel
donderdag 01 Mei '08 - 20:00
ROY
BUCHANAN
LIVE FROM AUSTIN, TX (DVD)
New West Records - Sonic
Rendezvous
VIDEO
1 VIDEO
2 VIDEO
3 VIDEO
4
Live
from Austin TX is een reeks die al een jaar of 8, 9 bestaat en opnamen van het
stadsarchief op CD en DVD uitbrengt. Deze serie wordt dus steeds uitgebreider
met een rijke variatie aan artiesten die veelal in de Americana hoek vallen.
Pas geverfd: Albert Collins met een concert uit 1991, Clarence Gatemouth Brown
met een concert uit 1996 en Roy Buchanan met ééntje uit 1976.
Artiesten die deze keer wel echt tot de blues gerekend worden. We stellen ze
nu uitgebreid voor, en als eerste deze laatst vernoemde, Roy Buchanan, aka "The
Messiah on Guitar".
Roy Buchanan wordt al jarenlang beschouwd als de beste, maar meest genegeerde
blues/rock-gitarist, wiens lyrische stijl en het gebruik van harmonien latere
gitaristen als Jeff Beck, zijn pupil Robbie Robertson en ook Billy Gibbons van
ZZ Top sterk zou gaan beinvloeden. Roy werd geboren in Ozark, Arkansas, op 23
september 1939, maar hij groeide op in Pixley, Californie. Zijn vader was zowel
boer als dominee in de Pentecostal kerk. Aangezien in deze kerk geen rassenscheiding
bestond werd de jonge Buchanan daar al in aanraking gebracht met gospel. Maar
vooral door de rhythm & blues die hij op de radio hoorde raakte hij volledig
in de ban van de blues. Hij begon al op 7-jarige leeftijd gitaar te spelen,
waarbij hij begon op steel guitar en als 13-jarige wisselde naar de elektrische
gitaar. Zijn instrument werd de Fender Telecaster. Toen hij 15 was besloot hij
zich volledig op de muziek te concentreren. Hij verhuisde naar Los Angeles waar
toen al een levendige blues en r&b-scene heerste. Kort nadat hij in Los
Angeles arriveerde werd de jonge Roy onder de hoede genomen van Johnny Otis,
waar hij de blues leerde spelen mensen als Jimmy Nolen (later bij James Brown),
Pete Lewis en Johnny 'Guitar' Watson. Vanaf het midden van de vijftiger jaren
leidt Roy zijn eigen rockband, the Heartbeats, die al snel de begeleidingsband
wordt van de rockabilly-artiest Dale Hawkins, bekend van "Suzy Q".
In het begin van de zestiger jaren verhuist Buchanan nog een keer, nu naar Canada,
waar hij speelde met Ronnie Hawkins. De bassist van Ronnie Hawkins' band The
Hawks leert van Roy Buchanan de fine kneepjes van het gitaarspel. Nadat Buchanan
de band verlaat neemt deze de rol van sologitarist of en hij - bekend als Robbie
Roberston - wordt de leider van een van de meest gewaardeerde bands: The Band.
Buchanan werkt in de zestiger jaren verder als begeleider van diverse artiesten
en als sessiegitarist voor mensen als Freddie Cannon, Merle Kilgore, Bobby Gregg
en vele anderen, voordat hij zich vestigt in Washington D.C. en daar zijn eigen
band vormt. Ondanks het feit dat hij onder zijn eigen naam nog geen enkele opnames
heeft gemaakt begint zijn reputatie onder collegamuzikanten als John Lennon,
Eric Clapton en Merle Haggard steeds groter te worden. Hij schijnt zelfs een
aanbod gekregen te hebben om zich aan te sluiten bij the Rolling Stones toen
deze een vervanger zochten voor Brian Jones. Dit aanbod werd door hem afgeslagen.
Al deze aandacht resulteerde uiteindelijk in 1971 in een televisiedocumentaire
van een uur over Buchanan, welke de toepasselijk "The Best Unknown Guitarist
In The World" kreeg. Dit leidde uiteindelijk in een platencontract met
Polydor. In de rest van de zeventiger jaren bracht hij meerdere solo-albums
uit, waaronder zijn debuut "Roy Buchanan", "That's What I'm Here
For" en "Live Stock", voordat hij wisselde naar Atlantic waar
nog een aantal albums volgden. In de tachtiger jaren raakte hij gedesillusioneerd
in de muziekindustrie vooral omdat deze hem meer in de mainstream richting wilde
duwen. Hij nam dan ook van 1981 tot 1985 even een pauze. Gelukkig wist het blueslabel
Alligator uit Chicago hem te overtuigen weer een album op te nemen. Hij bracht
bij hen in de komende jaren de albums "When A Guitar Plays The Blues",
"Dancing On The Edge" en "Hot Wires" uit. Zijn come-back
bracht hem ook naar Europa. Helaas sloeg op het hoogtepunt van zijn carriere
het noodlot toe. Op 14 augustus 1988 werd hij door de politie in Fairfax, Virginia
gearresteerd voor openbare dronkenschap en werd hij voor een nacht opgesloten.
Een politieman ontdekte bij een nachtelijk routinecontrole dat Roy Buchanan
zichzelf in zijn cel had opgehangen. Hiermee kwam helaas een einde aan het leven
van een van de beste - zo niet, de beste - gitarist aller tijden. Luister maar
eens naar de video's, de nummers "Roy's Bluz", "Sweet Dreams",
"Hey Joe" en "The Messiah", die ook terug te vinden zijn
op de dvd: "Live From Austin TX", die deze prachtige instrumentals
bevat. Tracks waarvan je zeker de fabelachtige techniek van Buchanan goed op
je moet laten inwerken. Waaronder hier ook de Hendrix -cover "Hey Joe",
een nummer dat live steeds beter tot hun recht komt, zoals ook de andere vier
opnames. Het afsluitende "The Messiah" staat op zijn in eigen beheer
uitgebrachte debuutalbum van "Roy Buchanan & The Snakestrechters".
Een nummer dat zijn definitieve vorm zou krijgen op zijn debuut voor Polydor
in 1972. Een werkelijk subliem concert van Roy Buchanan, wat deze man allemaal
op gitaar kan is onnavolgbaar. Alle denkbare trucs en licks showt hij in het
32 minuten (enig minpunt) durende optreden. Jammer dat hij vroegtijdig een eind
aan zijn leven heeft gemaakt, want er is te weinig van live optredens bewaard
gebleven. Kortom: tijdens dit optreden, opgenomen op 15 november in 1976, hoort
en ziet u de "Messiah on Guitar"!
MALCOLM
HOLCOMBE
GAMBLIN’ HOUSE
Website
Myspace
booking: Joanna Serraris - Musemix
Label: Echo Mountain Records
VIDEO1
VIDEO2
VIDEO3
Van
zodra je zijn schuurpapieren stem hoort, kan je al veronderstellen dat Malcolm
Holcombe weer zal aansluiten bij de thema’s en de gevoelsgeladenheid in
zijn nieuw album. Zijn vorigen en vooral ‘Not Forgotten’ boden al
die vermenging van raspende songs, onderhuidse dreiging en cryptische songteksten.
In zijn ‘Gamblin’House’ is dit niet anders. ‘Evelyn’
bijvoorbeeld, ademt de sfeer uit van atmosferisch onheil, schamperen en huilen
tegelijk, met dichterlijke tekstassociaties. Drummer Kenny Malone klopt er nog
wat hartstocht bij. Op andere vang je een glimp op van Malcolm’s eigen
twijfels of bedekte kritiek. En zijn stem overgiet dit alles met klodderende
zwarte verf. Malcolm, geboren in Noord Carolina, temidden van bergen en jagende
wolkformaties, bewaart iets van die woestheid in zijn songs. Je kan daarbij
denken aan de ‘old time’ patriarchen of countryhelden, maar ook
aan gevoelszangers zoals Burl Ives of Guy Clark. De liefdessongs, met zijn vrouw
Cynthia in gedachte, zoals ‘Baby Likes A Love Song’ en ‘Cynthia
Margaret’ tonen de zachtere kant van de singer-songwriter.‘Goodtimes’
daarentegen vertoont sporen van een verloederde Charles Bukowski. Malcolm schreef
alle songs zelf en liet zich inspireren door de stemming van het ogenblik, naargelang
de dag van de week, het gezelschap of de seizoenen. Alle medemuzikanten zijn
zorgvuldig gekozen. Ed Snodderly, met dobro, mandoline, fiddle of banjo is één
van de hoofdspelers uit het huis, naast contrabassist David Roe Rorick en harmonicaspeler
Kirk "Jelly Roll" Johnson. En op het verschroeiend mooie ‘Blue
Flame’, dat flakkert boven een oase van verloren zielen, omcirkelen de
cello en viola van Chris Carmichael de hopeloosheid als in eeuwige beweging.
‘Gamblin’ House’ kwam uit op het nieuwe Echo Mountain Label
met als producer, Ray Kennedy, die ook albums van Steve Earl producete, wat
sowieso een garantie is voor kwaliteit. Dit album leunt echter minder aan bij
de blues dan zijn ‘Not Forgotten’ cd en meer bij country of Americana.
De passie bleef echter behouden, naast de verscheurdheid van de singer-songwriter
tussen zijn twee polen. In de schaduw blijven waar het fris en groen is of naar
de stad trekken ‘with freedom in his fingers’. Ook het politiek
statement bleef niet uit, want hij draagt dit album op aan alle slachtoffers
van incompetent leiderschap. De ingesloten poster van de hand van illustrator
Siobhan Maher Kennedy doet bovendien de vraag rijzen welke dubbele bodems in
de tekening verborgen zitten. Dieren aan een leiband of een hond wiens keel
wordt toegeknepen boven zijn bak hondenvoer lijken me behoorlijk suggestief.
Marcie
MALCOLM HOLCOMBE LIVE
Friday 18 April- Brussels, Belgium-
Toogenblik,
Saturday 19 April- Utrecht, Netherlands- Blue Highways Festival
Sunday 20 April- Bergen op Zoom, Netherlands- BRTO Radio festival
Saturday 3 May- Groningen, Netherlands- Rhythm & BluesNight, Oosterpoort
KEVIN
MEISEL & THE RAGGED GLORIES
CRUISING FOR PARADISE
Label: Brambus CDBaby
Kevin Meisel, singer-songwriter
uit Michigan brengt een tweede album uit op Brambus dat enigszins afwijkt van
zijn vorige ‘Country Lines’. Het idee voor het uitbrengen van dit
album groeide tijdens het toeren in Zwitserland met zijn muziekmaat, gitarist
Alex Anest. In die periode luisterden zij graag naar The Beatles en omdat beiden
ook fans waren van Bob Dylan en Neil Young besloten zij materiaal dat zij al
in hun Live repertorium inlasten, ook op een cd te zetten. Het resultaat van
hun repetities in hotels en tijdens rustpauzes is een vermenging van americana,
pop en folkballades met telkens visuele songteksten. Kevin Meisel was ooit kunstschilder,
wat je kan opmaken uit de impressionistische beelden die hij in zijn songs verweeft.
Een jongen die zich vastklampt aan een stromijt terwijl zijn liefje walst in
de wind zou een Monet kunnen uitbeelden. En een feniks die zich naar eenzame
hoogte verheft, waar de duivel zijn vleugels niet kan kortwieken, is al even
picturaal. Kevin krijgt assistentie van ‘The Ragged Glories’, door
hem als zijn ‘dream touring band’ beschouwd. Zij zorgen voor de
gloed en de reliëfkleuren op het schilderdoek. Alex Anest, tevens producer,
en Sam Vail wakkeren de countrysfeer wat aan. Keith Meisel en Jim Latini nemen
de ritmesectie op zich. Vooral deze laatste laat de teugels van zijn temperament
via zijn drumsticks vieren. Na zijn debuut in 1998 brengt Kevin tien jaar later
afwisselende songs bijeen, waarin de verhaallijnen de spanning verraden over
het al dan niet achterlaten van het liefje. Of hij nu in Denver zit, in Illinois
of Californië of op de Tijuana Line, het liefdes- en afscheidsthema blijft
de rode draad in zijn songs, zowel in ‘Last Goodbye’ als in ‘Neon
Valentine’. Op het ingetogen delicaat walsend ‘Misguided Love’
speelt Kevin Meisel piano wat het solitaire nog accentueert en door de vrouwelijke
zang van Naomi Anest op ‘Vagabond Dreams’ verdwaalt deze song in
een gevoelsbedding van hunkering. Steeds gebruikt Kevin daarbij een suggestieve
taal, gevoelens in enkele woorden gebald, wat een dichterlijk effect geeft.
Naast akoestische gitaar speelt hij een enkele keer harmonica om het Mexicaans
sfeertje van de Tijuana Line wat op te drijven. In andere songs gaat het er
wilder aan toe, alsof het madeliefje ‘ik hou van haar, ik hou niet van
haar’ in haasttempo wordt geplukt. Maar meestal is er de verscheurdheid
tussen weggaan en blijven. In het laatste narratieve ‘Cruising For Paradise’
benadert de singer-songwriter de verbeeldingskracht van een Bruce Springsteen
die ook met enkele pennenstreken ontheemden kan laten figureren op het ritme
van mooie melodieën. Kevin Meisel sluit aan in het rijtje van een Lyle
Lovett en Slaid Cleaves, met hun avontuurlijke zwerverssongs en naast goede
gitaristen ook geïnspireerde verhalenvertellers. En om een liedje als ‘Rustbelt
Girl’ te bedenken moet je over het talent van een John Steinbeck beschikken.
Marcie
TOM
PRINCIPATO
RAISING THE ROOF
Website Myspace
Label: Powerhouse Records/ Dixiefrog
Distr.: Parsifal (B) / Bertus
(NL)
VIDEO
1 VIDEO
2
Een
van de leukste interviews die we bij Rootstime ooit deden was het interview
dat mijn collega Blueswalker met Tom Principato had tijdens het festival in
Bierbeek in 2007. Tom bleek een zeer minzaam en humorvol man te zijn die er
die avond duidelijk zin in had en na het interview nog wat wou doorpraten met
ons en onze opinie wou horen over een aantal nieuwe, pas geschreven songs die
hij op zijn nieuwe cd zou plaatsen. Hij greep zijn akoestische gitaar en speelde
voor ons een drietal songs in avant-avant premiere. Nu, een dik jaar later horen
we die songs inderdaad terug op zijn nieuwe "Raising The Roof". Ze
hebben het dus gehaald. Zoals we het van Dixiefrog gewoon zijn, is kwaliteit
weer troef. Toen ik zijn debuut "Smokin" kocht, toen nog op vinyl,
het was het jaar 86 en ik kon moeilijk afscheid nemen van de oude vertrouwde
33 toeren, is dat gedurende dat jaar niet voor niks mijn meestgedraaide LP geweest.
Nu,15 releases en 22 Whammy awards later is hij nog steeds een van onze favoriete
gitaristen. We hoorden de man voor het eerst aan het werk in Powerhouse nu reeds
38 jaar geleden, daarna in Geoff Muldaur's band waarmee hij de LP "I Ain't
Drunk" opnam in 1980. Andere zijsprongen waren "Partners In Crime"
met Jimmy Thackery en Blazing Telecasters met Danny Gatton, releases die reeds
jaren onze platenkast sieren en nog regelmatig een draaibeurt krijgen. Een van
de songs op "Smokin", zijn solodebuut, was "Fish Fry", een
New Orleans song die we hier herwerkt terug vinden, heel wat langzamer, maar
zeker niet minder mooi. Een paar andere nummers die in het oog springen zijn
het prachtige "Too Damn Funky", zoals de titel al aangeeft een funky
instrumental, met ook hier Nawlins elementen waar de Meters om de hoek komen
kijken. J.J Cale's "Lies", dat ook voorzien is van prima gitaarwerk
zoals we het natuurlijk gewoon zijn van Tom. Vier sterke instrumentals op deze
CD. Naast "Too Damn Funky" is er nog "Bo Bo's Groove" met
zijn lichte Santana invloeden en "Mi Solea" waar die invloeden nog
meer naar boven komen. Wat onverwacht, die "Latin" aandoende instrumentals,
maar wel voor mij de hoogtepunten van de CD, vooral het laatste, dat met zijn
dromerige sfeer voor een mooi rustpunt zorgt. De laatste instrumental is "8
Counts For Rita" een nummer met een wat Booker -T , Stax sfeertje over
zich, vooral door de verdienstelijke Tommy Lepson op Hammond. De live opname
waarmee de CD afsluit, "They Called For Stormy Monday, But Mustang Sally
Is Just As Bad" is een humoristische song over de gekke aanvragen die een
artiest soms kan krijgen, oogst live veel bijval. This man surely is "Raisin'
The Roof".
(RON)
TOM PRINCIPATO LIVE
Apr 26 2008
Het Bolwerk, Sneek NL
Apr 27 2008
Cafe’ De Kamer, Oss NL
Apr 28 2008
Banana Peel, Ruiselede B
Apr 29 2008
Nekkersdal , Brussel B
Apr 30 2008
Maison du Peuple, Chatelet, B
May 4 2008
Cafe’ Wihelmina, Eindhoven NL
FRED
EAGLESMITH
TINDERBOX
Website
Label & Distr.: Sonic Rendezvous
VIDEO
1 VIDEO
2 VIDEO
3 VIDEO
4
We
hebben het over de Canadese singer/songwriter Fred Eaglesmith die een ijzersterke
gospel/rootsplaat tevoorschijn tovert op Sonic Rendezvous, al maakt hij al ruim
twintig jaar albums, deze zijn allemaal aan te raden maar dat terzijde. Op zijn
vorige solo-albums "Milly's Cafe" (2006) en "Dusty" (2004),
vaarde Eaglesmith een andere koers, nadat hij en de gelegenheidsformatie The
Flathead Noodlers op "Balin" (2003), traditionele bluegrass ten gehore
brachten. Sinds deze cd's is een groeiende schare Americana-liefhebbers de muziek
van Fred Eaglesmith gaan koesteren en wordt reikhalzend uitgekeken naar nieuwe
platen van zijn hand. De meer grauwe cd's "Milly's Cafe" en "Dusty"
staken wel degelijk heel anders en veel ingetogener in elkaar. Anders dan de
bluegrass van "Balin" en veel anders dan de poprock van bijvoorbeeld
"Falling Stars and Broken Hearts" uit 2002. Het nieuwe album "Tinderbox"
bevat louter 18 luisterliedjes, die door hemzelf en Scott Merritt geproduceerd
zijn, hetgeen Eaglesmith zeer goed afgaat, en ons misschien een paar luisterbeurten
kost om dat in te zien. Ruw maar toch uiterst toegankelijk, om de inhoud van
de cd even te typeren. Eaglesmith laaft zich aan liedjes die een ode vormen
aan die sympathieke vaste begeleider Willy P. Bennett die op 15 februari van
dit jaar kwam te overlijden. En deze liedjes worden door Eaglesmith tot een
coherent muziekwerk gesmeed, met akoestische instrumenten rond zijn aangenaam,
wat beklijvende stem. Gospel is de bron, maar net zo goed is dat folk, blues
en county en zo smelt, mede dankzij de kundige begeleidingsband, alles vanzelf
samen. Alles klopt aan deze songs op deze gospelplaat, van "Dirt Road Gospel"
druipende tracks als "Fancy God", "Sweet Corn", "Shoulder
to the Plow" en "Get on Your Knees", songs waarin hij een wereld
creëert van gelovigen. Geloof als boetedoening, maar evenzeer geloof om
de duivel op afstand te houden. Eaglesmith opent nieuwe wegen en zet aan het
denken, zoals in de titeltrack waarin hij zingt "The church is like a tinderbox",
al is religie geen nieuw onderwerp voor onze ambachtelijke songschrijver. Ruw,
passioneel, gevoelig, puur en vervat in een overwegend primitieve productie
met af en toe een zwieriger moment. Dit is een pot gospelblues zoals ik hem
het liefst heb en koerst daarmee wat in de richting van Tom Waits. "Tinderbox"
is er dan ook ééntje waarmee iedereen zich wel mee kan identificeren,
een plaat die muzikaal niet veel verschilt met zijn eerdere werk, en dat is
waarom Eaglesmith nu ook al zeventien albums lang blijft boeien. Eaglesmith
is een authentieke muzikant wiens songs uit duizenden herkenbaar zijn. Alle
lof dus voor Eaglesmith’s songschrijven, want deze ijzersterke gospel/rootssongs
die hij op "Tinderbox" serveert behoren in dit genre, 'alt-gospel-alt-country',
zondermeer tot het beste wat we dit jaar te horen kregen. Hopelijk krijgen meer
mensen dat door dit jaar.
SHAWN
MULLINS
HONEYDEW
Website Myspace
Label: Vanguard Records
Distr.: Munich Records
VIDEO 1 VIDEO
2 VIDEO 3
Met
"Honeydew" leverde de inmiddels in Lake Claire, Georgia residerende
Shawn Mullins recent zijn nieuwste cd af. Liefhebbers van singer-songwriters
als de jonge Steve Earle of songs in de traditie van The Jayhawks of Neil Young
& Crazy Horse opgelet. Shawn Mullins behoort tot de Americana singer/songwriters
en manifesteert zich met "Honeydew" voor het Vanguard label als een
groot talent. De blonde ex-landmacht luitenant brak in 1999 door met "Lullaby",
dat een vreemde mix van praten door de klanken van een electropop-achtergrond
heen was, afkomstig van het album "Soul's Core". Deze plaat liet niet
alleen een singer-songwriter horen met een duidelijk eigen, behoorlijk oorspronkelijke
stijl, maar ook één die tekstuele en muzikale diepgang niet in
de weg laat staan van aansprekende liedjes. Met de opvolger "Beneath The
Velvet Sun", klinken de songs nog net zo heerlijk loom, maar ditmaal meer
country. In 2003 dook hij samen met collega’s Matthew Sweet en Pete Droge
op in The Thorns, de supergroep zonder supersterren, die met redelijk succes
het klassieke geluid van Crosby Stills Nash & Young poogden te doen herleven.
Maar hij bleef soloalbums uitbrengen en zo verscheen in 2006, zijn zesde album,
"9th Ward Pickin' Parlor", zowaar het beste album uit zijn carrière
af. De praatfolk van zijn doorbraakalbum "Soul’s Core" was daarop
uitgegroeid tot een veel voller geluid dat een beetje in het verlengde lag van
zijn werk met The Thorns. Zijn nieuwe album, "Honeydew", is misschien
nog wel beter. Op de door Mullins geproduceerde plaat horen we veel aangename
rootsrocksongs die stuk voor stuk de ontroerendste verhalen vertellen over o.a.
Amerika, daklozen, familieleden en treinen. Mullins beschikt over een prettige
stem en heeft een stel prima muzikanten om zich heen verzameld die de juiste
muzikale accenten weten te leggen. Zijn medium-tempo songs en ballads zijn ingetogen
geïnstrumenteerd: gebaseerd op zijn akoestische- en arch-top gitaar, en
mondharmonicaspel, ondersteund door effectief swingende drums worden de accenten
meestal gelegd door lap steel, mandolin en piano. En het lijkt er alsmaar meer
op, dat Mullins binnen afzienbare tijd in de bovenste la van het singer-songwritersgild
zal gaan belanden. Mullins beschikt niet enkel over een mooie rustgevende stem,
maar is daarbuiten ook een onderscheiden dichter, die in zijn nummers met zijn
onnadrukkelijke woorden een continue sfeer van hoop oproept. Hij is daarbij
waarnemer, geen deelnemer. Een aantal keren haalt hij instrumentaal wat feller
uit, dan onderstreept dat muzikale venijn zijn beschouwende teksten en geeft
ze net het reliëf dat in sommige andere songs ontbreekt. Zijn verteltrant
lijkt gemakkelijk, maar dat is juist de kunst. Gastbijdragen zijn er muzikaal
van gitarist Peter Stroud (Sheryl Crow), en vocaal van soul legende Francine
Reed (Lyle Lovett) op een paar tracks naast de ondergewaardeerde Kasey Chambers
die de achtergrond backing verleent in de song "Cabbagetown". Andere
hoogtepunten zijn het radiovriendelijke "All In My Head", het ingetogen
"Home" en het bluesy "Homeless Joe". Voeg daarbij de op
en top Americana songs, "The Ballad Of Kathryn Johnston" dat met zijn
snerpende gitaren een Crazy Horse sfeertje oproept en de anti-oorlog song "For
America". Zwakke songs zijn overigens sowieso niet te bekennen, waardoor
we kunnen besluiten dat Mullins met het verstrijken van de jaren alleen maar
beter lijkt te worden. "Honeydew" is al bij al een album dat bijzonder
aangenaam wegluistert en waarmee Shawn Mullins eindelijk de welverdiende doorbraak
kan bewerkstelligen.
ROBBEN
FORD
OHNE FILTER LIVE REVISITED (DVD)
Website
Label: In-akustik
Distr.: Coast to Coast
VIDEO1
VIDEO2
Fusion
bluesgitarist Robben Ford deed in september 1997 een optreden voor het uitstekende
live programma Ohne Filter in de studios van de Sudwestfunk in Baden Baden.
Speelt hij blues of fusion? Is het meer funk of rock... laat maar, zulke hokjes
daar past Robben al lang niet meer in. Begonnen in de pure blues bij de Charles
Ford band, via Charlie Musselwhite en Jimmy Witherspoon en daarna met zijn eigen
band waar hij ook dadelijk de fusion invloeden in zijn bluesy gitaarspel verwerkte.
Op het moment van de opnames had hij pas het bejubelde album “Tiger Walk”
op de wereld losgelaten. Het publiek in de studio is dan ook getuige van een
concert vol hoogtepunten op gitaargebied. Robben is immers een virtuoos, die
niet ophoudt de bluesgitaar opnieuw te gebruiken om deze muziekvorm te verjongen.
Het concert begint met een instrumental “Just Like It Is”, waar
Robben zijn meesterlijke beheersing van de wah-wah pedaal kan tonen. Als begeleders
heeft Robben drie leden van Alanis Morissette’s begeleidingsband geleend:
Deron Johnson op Hammond B3, evenals Chris Chaney op bas, en Gary Novak op drums.
In 1993 was hij al eens langs geweest in deze studios met zijn vaste band “The
Blue Line”. Daarom dat dit concert, nu 4 jaar later, de titel “revisited”
meekreeg. “Tiger Walk” was een volledige instrumentale cd. Vijf
songs van dit concert stammen van de toen pas verschenen cd en 4 andere komen
van de voorganger “Handful Of Blues”. Alle songs hebben een grote
kracht, ze zijn met het grootste gemak gespeeld en alles klinkt bijzonder vloeiend,
het handelsmerk van Robben Ford. De Ohne Filter reeks is zeker een lovenswaardig
initiatief, prachtige live concerten zonder veel productiekosten terug afstoffen
en voor de muziekliefhebbers terug beschikbaar maken: prachtig! Maar we hebben
een kleine randbemerking, de vaste tijdsduur van ongeveer 1 uur. Iedereen weet
dat uit de concerten van bijna twee uur een montage gemaakt werd van één
uur voor de uitzending. De overgebleven fragmenten zouden voor weinig moeite
nu als extra bijgevoegd kunnen worden, maar dat gebeurde niet. Zouden ze echt
in de vuilbak van de regiekamer beland zijn? In elk geval, een gemiste kans,
maar niet getreurd, ook zo is deze “Ohne Filter-Revisited” een uurtje
genieten, zeker voor de gitaarliefhebbers zoals wij.
(RON)
MYROL
JOANNE & HALEY MYROL
Website Myspace
Contact
Booking: Mcent Management Contact
Label: Rounder
VIDEO
Vader
en zoon die samen musiceren wekt gewoonlijk sympathie op. Sympathieker is nog
wanneer moeder en dochter hun stemmen verenigen. In de mythologie worden zij
gewoonlijk tegenover elkaar geplaatst, maar in het echt staan Joanne en Haley
hecht naast elkaar, verbonden door de muziek. Al drie jaar lang trekken zij
samen op om hun liedjes te brengen in de Canadese contreien en verder tot in
Texas. De eerste song ‘Mother Daughter’ staat al in het teken van
hun liefdesband. Dochter Joanne kreeg als kind geen bedverhaaltjes te horen,
maar wel de repetitiezang van haar moeder in de nabije kamer. Als wiegeliedje
kan dat tellen, want mama Joanne heeft een krachtige stem. Haar voorkeur voor
country en rootsmuziek vertaalt zich in de songs die zij zelf schreef, één
enkel met de hulp van haar dochter, toevallig mijn favoriet. In ‘Paper
Thin Walls’ waait een frisse wind omheen de weifelende hartjes van de
meisjes die aarzelend staan tegenover het binnenlaten van de geliefde. De anderen
leunen meer aan bij country of bluegrass, cowboyliedjes waarin Joanne ook laat
horen dat zij kan jodelen. Wat niet zo gek is, want Joanne groeide op in Noord
Alberta op een ranch in Canada. Maar ook de sfeer van Nashville en van ‘roadsongs’
trekt bij vlagen door de melodieën, temeer omdat de begeleiding met dobro,
basgitaar, drums en mondharp dit versterkt. Nochtans komen moeder en dochter
uit Canada waar de zon minder op het landschap drukt. Toch kan je deze songs
beluisteren als zuiderse vaak dansbare songs, waarin het liefdesthema herhaaldelijk
opduikt. In ‘Somewhere Inside’ haakt violist Tony Michael lyrisch
in op de intimistische gevoelssfeer die in de samenzang van moeder en dochter
open bloeit. Haley’s stem is meer breekbaar, wat wonderwel past bij de
sterkere stem van Joanne. Joanne heeft dan ook meer podiumervaring. Zij toerde
met Fred J. Eaglesmith en trad op in het voorprogramma van de Nitty Gritty Dirt
Band en Ricky Skaggs, wat haar stemvastheid gaf. Zij trok ook door Europa, Australië
en Nieuw Zeeland en heeft de smaak van het zingen al van jongs af te pakken.
Haley volgt in het spoor van haar moeder, al is dit nog fragiel met meestal
backing zang. Moeder en dochter hebben de huiselijkheid voor het rondtoeren
verruild, maar de muziek is hun biotoop waarin het voor hen ook veilig toeven
is. Al zijn het geen McGarrigle Sisters of geen Indigo Girls, de combinatie
Mother Daughter is zowel muzikaal als familiaal aantrekkelijk.
Marcie
CLAW
BOYS CLAW
PAJAMA DAY
Website Myspace
Label : Play It Again Sam Records
Distr. : PIAS
25
jaar geleden werd de groep Claw Boys Claw in het Nederlandse Amsterdam opgericht
als garage-punkgroep door drummer Allard Jolles. Zanger van de groep werd Peter
Te Bos en gitarist John Cameron en bassiste Bobbie Rossini completeerden de
band. Gedurende vele jaren verdween de groep die een stevige live reputatie
had opgebouwd uit de belangstelling en werd er niet meer opgetreden. Officieel
was hun laatste live optreden in 2000. Het was al van in 1992 geleden dat de
groep hun grootste succes kende met de hitsingle en ballad “Rosie”
(…got it made, got it made). Die song stond enkele weken lang in de Nederlandse
hitlijsten en valt heden ten dage nog regelmatig op de nationale zenders te
beluisteren. Vorig jaar werd Claw Boys Claw terug nieuw leven ingeblazen door
2 originele bandleden, te weten Peter Te Bos en John Cameron. Nieuwe leden zijn
drummer Marc Lamb en bassist Marcus Bruystens. Dit leidde tot een nieuwe cd
“Pajama Day” die onlangs elf jaar na de laatste release “Will-O-The-Wisp”
op de markt kwam. Dit is ondertussen de zevende plaat van Claw Boys Claw en
bevat 13 songs waaronder een sobere maar mooie cover van de door Mama Cass Elliott
(van The Mamas & Papas) tot onvergetelijkheid gezongen song “Dream
A Little Dream Of Me”. De intussen reeds 57-jarige Peter Te Bos beschikt
nog steeds over een uiterst herkenbare bariton-stemgeluid en laat die stem volledig
tot uiting komen in songs als “Halibut” en “Sleepwalking”.
In “Toscamoon” zingt hij een ode aan zijn overleden moeder en in
“Julie’s Name” wordt gezongen op een drijvende drumbeat met
scherp gitaarwerk van John Cameron. Soms doet deze band me denken aan Tindersticks,
allicht omwille van die baritonstem maar ook muzikaal sluit de instrumentatie
erg nauw aan bij die van de band van Stuart Staples. Een andere vergelijkbare
stem is die van Robert Fisher van Willard Grant Conspiracy. Je kan qua vergelijkingen
slechter af zijn. Heel mooi is ook “Rock Me Girl”, een liefdesliedje
vol emoties en melancholie en net als “Seven Fools” een breekbaar
en teder liedje. Te Bos is een uitstekende zanger en dat kan je nog een keer
heel goed beluisteren in “Flower”, een song die recht naar het hart
mikt en daar bijzonder hartelijk ontvangen wordt. Dit is een hit, jongens, dus
maar snel op single uitbrengen. En anders verkopen aan Tindersticks want die
zouden daar een heel eind mee kunnen komen. “Trust Me” is het laatste
hoogtepunt van deze plaat die toch verrast en in principe helemaal niets meer
te maken heeft met de garagerock waarmee Claw Boys Claw 25 jaar geleden furore
maakte. Ik hoor ze veel liever zoals ze op “Pajama Days” tewerk
gaan. Peter Te Bos gaf aan dat ze een zestigtal songs hadden klaarliggen voor
deze plaat. Ik stel voor dat ze nog eens grasduinen in die stapel en snel voor
een opvolger van deze mooie plaat zorgen.
(valsam)