OKTOBER 2007 - NOVEMBER 2007 - DECEMBER 2007 - JANUARI 2008
FEBRUARI 2008 - MAART 2008 - APRIL 2008 - MEI 2008
TAB BENOIT & LOUISIANA’S LEROUX - NIGHT TRAIN TO NASHVILLE
THE BAND OF HEATHENS - SAME
BIG HUNGRY JOE - HILLBILLY HAYRIDE
SHANNON LYON - EL SOL
DENNIS WILSON - PACIFIC OCEAN BLUE
B.B. WOLFE with the GOLDMINE PICKERS - HEART WORN SLEEVE
BILL DOWLING - IN THE WOOD
DON NIX & FRIENDS - GOING DOWN
ELI "PAPERBOY" REED & THE TRUE LOVES - ROLL WITH YOU
JEFFERSON PEPPER - AMERICAN EVOLUTION II (The White Album)
TAB
BENOIT & LOUISIANA’S LEROUX
NIGHT TRAIN TO NASHVILLE
Website Label : Telarc
Distr.: Codaex
"This
recording was captured on May 9, 2007 in Nashville, Tennessee the night before
The Blues Music Association would award Tab Benoit the B.B. King Entertainer
of the Year and Best Contemporary male Performer of 2006. This recording captures
Tab Benoit live on stage for an all-star jam session at a pinnacle moment in
time that begins the prime years in Tab Benoit's career." Met die
gevleugelde woorden worden we uitgenodigd om ons over te leveren aan de nieuwe
CD van de in Baton Rouge geboren muzikant Tab Benoit waarop hij samen met de
betrokkenen garant staat voor een "hot and spicy New Orleans blues party",
aldus de liner notes en daarvan is geen woord gelogen. Ik was al onder de indruk
van zijn vorige werk, maar deze schijf is voor mij het voorlopige hoogtepunt
in zijn florerende carrière. Meestergitarist/zanger Tab Benoit is namelijk
"Born on the Bayou" en the real deal! Deze, cajun blues master, riep
in het begin van 2005 enkele bevriende muzikanten uit Louisiana bijeen om een
plaat te maken die het bewustzijn moest verhogen van de penibele situatie van
de waterwering en de Wetlands van New Orleans, hetgeen resulteerde in het album:
"Voice Of The Wetlands", een lekkere solide blues- en cajunplaat,
met die kenmerkende, luie New Orleans feel. Enkele maanden later verscheen "Fever
for the Bayou" (2005) van deze nu bijna 40-jarige bluesgitaarvirtuoos,
met als gastmuzikanten Cyril Neville en Big Chief Monk Boudreaux. Op zijn tiende
solo-cd "Brother To The Blues" (2006) zijn drie nummers zelfgepend
en de overige tien covers zijn overtuigend gebracht en geweldig begeleid door
het cult blues/R&B/rock combo Louisiaina LeRoux. Maar steeds wanneer ik
een cd van Benoit beluister, denk ik "Nice and Warm" (1999). Dat was
de titel van zijn eerste cd en sindsdien is dat de rode snaar die in al zijn
cd's doorklinkt. Kunnen metalige schorre gitaarklanken warm klinken? Ja dus,
want Benoit verft zijn songs in roestig oranje en met korrelig New Orleanszand,
in zoverre ... Maar nog belangrijker is dat er nu het album "Night Train
To Nashville" verschijnt, een liveplaat die werd opgenomen in Nashville
op 9 mei 2007, de nacht voor de Blues Music Awards. Tab Benoit wordt hierbij
gesteund door zijn band Louisiana Leroux, die bestaat uit Jim Odom (gitaar),
Nelson Blanchard (keyboards), Tony Haselden (banjo), Leon Medica (bas), David
Peters (drums) en Mark Duthu (percussie). Gast optredens zijn er van Americana
pioneer Jim Lauderdale, cajun fiddler Waylon Thibodeaux en de harp spelers Kim
Wilson, Jimmy Hall en Johnny Sansone. "Night Train", één
van Benoit's gebruikelijke openers, wordt hier gewoon als vroeger uitgevoerd.
Dit rockende nummer met zijn uitstekende gitaarsolo brengt ons meteen in de
juiste sfeer voor de tien songs die gaan volgen, songs waarin Benoit’s
solide gitaarspel en zijn prachtige stem steeds centraal staan. "Solid
Simple Things" is gewoon prachtig. Benoit combineert in dit nummer zowel
elementen uit de blues als uit de country muziek en door de toevoeging van een
tweede gitarist laat hij ook horen een geroutineerd én gepassioneerd
zanger te zijn. "Darkness" heeft een andere dramatische en gepassioneerde
zang. "Too Sweet For Me" opent vocaal sterk met Kim Wilson en Benoit
voordat Wilson's harp dit nummer volledig in handen neemt. Op "Moon Comin'
Over The Hill" brengt Jim Lauderdale, als tweede gast een vocale bijdrage.
"Lost In Your Lovin' " klinkt als een R & B klassieker, maar is
op twee covers na ook ook een original, waarin Benoit uitblinkt met een mooie
gitaarsolo. Jimmy Hall schreef niet alleen "Rendezvous With The Blues"
maar zingt en speelt de bluesharp in deze song met veel stijl naast Benoit's
begeleidende gitaarwerk en Hall sluit dit nummer ook af met zijn beste John
Lee Hooker imitatie. Op "Fever For The Bayou" is het dan de beurt
aan Johnny Sansone op harmonica. Bassist Leon Medica's "New Orleans Ladies"
doet met inbreng van Nelson's orgel even terugdenken aan Procol Harum's hit
"A Whiter Shade of Pale" uit 1967. In "Muddy Bottom Blues"
horen we wederom Jimmy Hall op harp en samen met Benoit beëindigen ze al
zingend dit nummer. In het afsluitende "Stackolina" is het de beurt
aan Wilson op harp en Waylon Thibodeaux op washboard. Na dit laatste nummer
haal je gewoon nog een biertje en zet je de cd nog eens op, want Tab Benoit
zingt zelf diep, kriebelt en verleidt zijn gitaar op "Night Train To Nashville".
Tracks:
01. Night Train (with Louisiana's Leroux)
02. Solid Simple Things (with Louisiana's Leroux)
03. Darkness (with Louisiana's Leroux)
04. Too Sweet For Me (with Kim Wilson and Louisiana's Leroux)
05. Moon Comin Over The Hill (with Jim Lauderdale and Louisiana's Leroux)
06. Lost In Your Lovin (with Louisiana's Leroux)
07. Rendezvous With the Blues (with Jimmy Hall and Louisiana's Leroux)
08. Fever For The Bayou (with Jumpin' Johnny Sansone and Louisiana's Leroux)
09. New Orleans Ladies (with Jimmy Hall and Louisiana's Leroux)
10. Muddy Bottom Blues (with Louisiana's Leroux)
11. Stackolina (with Kim Wilson, Louisiana's Leroux and Waylon Thibodeaux)
THE
BAND OF HEATHENS
SAME
Website Myspace
Contact
Label: Band Of Heathens Records
Info: Lotos Nile
VIDEO 1 VIDEO
2 VIDEO
3
Band
of Heathens is een Texaanse band met namen als het illustere drietal Gordy Quist,
Colin Brooks en Ed Jurdi, alle die zanger/gitarist, plus bassist Seth Whitney
en drummer John Chipman. Namen die bij echte kenners wel een belletje doen rinkelen
vanwege de uitstekende eigen cd’s die de drie eersten uitbrachten. Voeg
daarbij nog een lijstje met special guests, waarvan we vooral Stephen Bruton,
Gurf Morlix , Ray Wylie Hubbard (tevens producer) en Patty Griffin onthouden,
dan weet je dat we hier kwaliteit mogen verwachten. Na hun debuut, twee jaar
geleden op het Fat Caddy label, een live cd, getiteld “Live At Momo’s”,
gevolgd door even voor deze verschenen tweede live registratie (cd+ dvd) “Live
From Antones”, beiden al veelbelovend, keken we dan ook uit naar hun eerste
studiorelease. Een pracht van een alternatieve country en Americana cd is dit
dan ook geworden, zoals er maar jaarlijks enkele het daglicht zien die een gelijkaardige
kwaliteit bieden. Song voor song is het genieten geblazen, neem nu het rockende
“Heart On My Sleeve”, met die lekkere hook, die zich tussen je oren
nestelt voor lange tijd. “Unsleeping Eye” is echter mijn favoriet
hier, vanwege, je raad het al, de slidebijdrage van Colin Brooks. Even komt
Little Feat in gedachten, net als in “Cornbread“ dat volgt, en waar
producer/muzikant Ray Wylie Hubbard deze keer voor de prachtige slideklanken
zorgt. Ook de hemels mooie afsluiter “Hallelujah” is alleen al de
aanschaf van dit kleinood waard. Of “Jackson Station” waar Ray Wylie
zijn stempel erg diep in drukte. Dus, lieve lezers, als je één
van de beste Americana releases van dit jaar in je bezit wil hebben, en het
sfeertje van groepen als The Band en Little Feat weet te appreciëren, twijfel
geen moment. We garanderen je geen moment van ontgoocheling met deze “Band
Of Heathens”. Bijna zou ik de term niet tevreden, geld terug durven gebruiken,
maar omdat smaken verschillen.. overtuig jezelf met de videofragmenten.
(RON)
BIG
HUNGRY JOE
HILLBILLY HAYRIDE
Website Myspace
CDBaby
VIDEO 1 VIDEO
2
‘Howdy
stranger’, zo verwelkomt hun website de vreemdeling. En hun ‘Hillbilly’
album vangt aan met gekraak als een oude pick-up plaat die in gang schiet. Dit
is een voorproefje van de old-time muziek die de Denen verder nog uit hun instrumenten
weten te toveren. Geen gepolijste nummers, maar recht uit het hart en de voeten
gedanste songs. De folktraditie die zich een eeuw terug vanuit het Appalachian
gebergte verspreidde blijkt hun inspiratiebron. Het Deens viertal uit Kopenhagen
heeft met veel genegenheid geluisterd naar deze oude muziek vóór
deze werd gecommercialiseerd. Hun Hillbilly reikt ook verder dan een gezamenlijke
oefening in het virtuoos bespelen van hun instrumenten. Samen met de denkbeeldige
moonshine inhaleerden zij als het ware ook de spirit. Tussendoor lassen zij
‘Old Time Interlude’s’ in die hun debuutalbum een authentiek
karakter geven en onvermijdelijk de immigratie in herinnering brengen toen muzikanten
naast hun schamele bezittingen ook hun lievelingsinstrument meesjouwden. ‘Little
Sadie’ en ‘Lazy John’, gezongen door jonge patriarch Jesper
Deleuran, doen aan Derroll Adams, Pete Stanley en Norman Blake denken. De mondharmonica
van Lasse Høi geeft zwier aan ‘old-time’ klassiekers als
‘Liza Jane’ en ‘Fishin’ Blues’ en vervangt de
viool. De instrumentaaltjes leven op door het energiek basgeluid van Mathias
Enevoldsen. En het ‘flat picking’ gitaarspel en de ‘clawhammer’
vaardigheid op banjo van Tobias Enevoldsen transformeren dit Deens album in
een regelrechte Amerikaanse Hillbilly plaat, zonder dat er geïmiteerd wordt
of versieringen worden toegevoegd. Met hun instrumenten doen de bandleden in
een Live Studio Setting en met alleen micro’s de oude wereld herleven
waar de spoorweg vrouwen, gokkers, ranchers, gokkers en gelukzoekers aanvoerde
om ze ergens af te zetten in een stoffig stadje in de Nieuwe Wereld. Muziek
en dans bleven over als enige ontspanning. Die sfeer weten de Denen goed in
muziek om te zetten. Daartussen galopperen nog drie pony’s naast hazen
op de vlucht, met ludieke illustraties op het platenhoesje. De krakende intermezzo’s
tussendoor charmeren en doen geen afbreuk aan het eigentijds enthousiasme van
de vierkoppige band. ‘Old Melinda’ trekt als het ware haar rokken
op om een hedendaagse squaredans te demonstreren van wat het betekende toen
jong te zijn. Je kan dit album beschouwen als een Deens tribuut aan de Appalachian
muziek, wat uitmondt in een gezamenlijke vreugde-uitbarsting op het laatste
‘Fall On My Knees’. De kliek van ‘Big Hungry Joe’ slaagde
erin zich als nieuwe dopelingen volledig onder te dompelen in het vreugdewater
van de Hillbilly muziek en trekt de luisteraar daarin mee.
Marcie
SHANNON
LYON
EL SOL
Website Myspace
Label: Continental Records / Rounder
Distr.: Munich Records
VIDEO 1 VIDEO
2
De in Kitchener, Ontario geboren Shannon Lyon is een singer- songwriter die een flinke reputatie aan het opbouwen is. Na verscheidene jaren van het verdelen van zijn tijd tussen Canada en Europa, voornamelijk Nederland en Duitsland, verhuisde hij naar Berlijn. Bij onze Noorderburen kwam hij in contact met CRS, met wie dan ook een overeenkomst tekende voor zijn nieuwe album "El Sol". In diverse media werd hij al vergeleken met Neil Young, Nick Drake, Richard Buckner en Townes Van Zandt, om even aan te geven in welke hoek u Shannon Lyon moet zoeken. Zijn vorige cd's, "Wandered" (2002) en "Safe inside" (2006) werden door diezelfde media al omschreven als uitstekende Americana platen. "El Sol" werd in Canada opgenomen, en bevat elf intieme nummers, vooral akoestisch, met hier en daar schaarse backing van co-producer/keyboardspeler Chris Giesbrecht en gastvocalen van Sarah Hallman. Ze leggen daarbij een uitstekend fundament voor de stem en gitaar van Lyon. Sarah die een aantal nummers van bijzondere fraaie achtergrondvocalen voorziet past prachtig bij Lyon's zijn enigszins hese, emotierijke stem. Lyon schrijft daarnaast uitstekende, afwisselende, rustige folk en country gestoelde songs, liedjes waarmee hij de luisteraar direct in het hart treft. Hij is een soort troubadour, die vertelt over liefde, eenzaamheid en het zwervend bestaan, getuige songs als "Back In Town", "Get Over You" en "Telephone", songs die een bitterzoete reflectie zijn van de tijd die hij in de afgelopen jaren in andere delen van de wereld, waaronder Australië en Amsterdam, doorbracht. Lyon schreef 9 van de 11 nummers van "El Sol" zelf. De titelsong is van de hand van Mark Lanegan en "Same Old Walk" is een cover van een nummer van Paul Kelly. Met zijn "Safe Inside" album wist deze Canadese artiest twee jaar geleden ons enorm te verrassen. Een kunstje dat hij nu weet te herhalen met het minstens even fraaie "El Sol". Een plaat waarmee hij nog steeds in de voetsporen van illustere collega’s als Townes Van Zandt treedt. Het levert wederom een hele mooie plaat op. Een plaat die zich, net als zijn voorganger, wentelt in zijn muzikale omzwervingen. Waar "El Sol" het moet hebben van de eenvoud, horen we toch een stemmig en gevarieerd klankenpalet. Een klankenpalet dat fraai kleurt bij Lyon’s warme stem. "El Sol" is daarmee in ieder geval een hele verrassende plaat, maar het is ook nog eens een hele mooie.
DENNIS
WILSON
PACIFIC OCEAN BLUE
Label: CARIBOU/EPIC/LEGACY
Distr. : SONY BMG Music Entertainment
VIDEO 1 VIDEO
2
BIO:
The Beach Boys was een Amerikaanse band die in 1961 werd opgericht door de broers
Brian Wilson, Dennis Wilson en Carl Wilson, hun neef Mike Love en schoolvriend
Al Jardine. Met harde hand aangespoord door vader en manager Murry Wilson, zelf
een weinig succesvolle liedjesschrijver, maakten de jongens muziek in de stijl
van The Four Freshmen, waarbij harmonieuze zang de hoofdrol speelde. De single
"Surfin' "uit 1961 werd een hit en was typerend voor de richting die
de band de eerstvolgende jaren zou volgen: een combinatie van surfmuziek, een
stijl die tot dan toe vooral instrumentaal was geweest, en teksten over surfen,
auto's en meisjes. In hoog tempo werden singles en albums uitgebracht. Leider
van de band was Brian Wilson, die ook de meeste liedjes schreef en die vooral
vanaf de derde lp ook een begenadigd producer bleek te zijn. Eind 1964 besloot
de verlegen Brian om niet langer live op te treden en zich meer op het schrijven
van nummers en het produceren te richten. Zijn vervanger in de liveband was
Bruce Johnston. Murry Wilson werd ontslagen, waarmee de artistieke vrijheid
voor Brian compleet werd. Naarmate hij de mogelijkheden van de studio meer ontdekte
schreef hij complexere muziek, die hij liet spelen door de beste studiomuzikanten.
De andere leden van de groep voegden later de vocalen toe. Toen in 1965 The
Beatles het album Rubber Soul uitbrachten was dit voor Brian de inspiratie voor
Pet Sounds, dat in 1966 verscheen en onlangs door het tijdschrift "Rolling
Stone Magazine" werd uitgeroepen tot op-twee-na-beste album ooit. Dit album,
dat voor die tijd voor popmuziek ongekend complexe muziek en persoonlijke teksten
bevatte, werd ontvangen met lovende recensies maar verkocht in Amerika slechter
dan de vorige albums. In Europa nam de populariteit van The Beach Boys er echter
flink door toe, en voor het eerst hadden The Beatles serieuze concurrentie in
de hitparades. De latere single Good Vibrations, waarvan de opnames zes maanden
duurden in zes verschillende studio's, werd een grote hit. Aangemoedigd door
dit succes vatte Brian het plan op voor een album dat Pet Sounds in alle opzichten
zou overtreffen. Samen met tekstschrijver Van Dyke Parks en een keur aan sessiemuzikanten
werkte Brian in de studio aan dit album, "Smile" geheten, terwijl
de band op tournee was. Uren aan muziek werden opgenomen maar slechts weinig
nummers werden echt afgemaakt. De negatieve reacties van de andere Beach Boys
op de teksten van Van Dyke Parks en de ongekend complexe muziek maakten dat
Brian de zin in het project verloor. Wanneer in 1967 The Beatles hun album "Sgt.
Pepper's Lonely Hearts Club Band" uitbrachten, nota bene geïnspireerd
door Pet Sounds, betekende dit de definitieve nekslag. Smile werd officieel
afgelast en Brian raakte in een zware depressie. Als surrogaat voor Smile verscheen
"Smiley Smile", dat een aantal Smile-nummers bevatte. De opvolger
"Wild Honey" heeft een heel afwijkend, ongepolijst geluid doordat
Brian zich als producer terugtrok en bevat zelfs een aantal pure soulnummers.
Vanaf Friends uit 1968 traden de andere leden van de band meer op de voorgrond
en bleken, met uitzondering van Mike Love, allen goede songschrijvers te zijn.
Hoewel het niveau van Pet Sounds nooit meer gehaald werd wist de band ook met
een minimale betrokkenheid van Brian Wilson nog goede albums te maken, weliswaar
mede door het afmaken van nummers van "Smile". "20/20" is
een verzameling singles en overgebleven nummers, waaronder "Cabinessence",
dat bedoeld was als een van de hoekstenen van Smile. Ook bevat dit album het
nummer "Never Learn Not to Love" waaraan Dennis Wilson zijn naam verbond
maar dat in werkelijkheid geschreven was door zijn vriend Charles Manson. De
band maakte een kortstondige artistieke heropleving door nadat ex-journalist
Jack Rieley manager van de band werd. "Sunflower" uit 1970 profiteerde
van sterke composities van alle leden, maar werd desondanks het slechts verkopende
album sinds de oprichting van de band. Het album "Surf's Up" uit 1971
wordt tegenwoordig als een hoogtepunt in het oeuvre van The Beach Boys beschouwd,
niet alleen vanwege het voor "Smile" bedoelde titelnummer maar zeker
ook door nummers als "Long Promised Road", geschreven door Carl Wilson,
en Disney Girls van Bruce Johnston. Het door Rieley aangemeten nieuwe imago
werpt zijn vruchten af en de band is weer "hip" in de Verenigde Staten.
Bruce Johnston verlaat de band in 1972 uit onvrede over de rol van Rieley. Ten
tijde van de albums "Carl and the Passions, So Tough" (1972) en "Holland"
(1973) maakten twee zwarte Zuid-Afrikanen, Ricky Fataar en Blondie Chaplin,
deel uit van de band, die daardoor aan dynamiek won. Deze bezetting maakte vooral
tijdens optredens grote indruk. Het grote commerciële succes van het compilatiealbum
Endless Summer zou in 1974 echter de artistieke teloorgang van de band inluiden.
Manager Jack Rieley werd ontslagen en vervangen door Mike Loves broer, Steve,
die een terugkeer naar de surfsound voortstond. Fataar en Chaplin verlieten
de band; Fataar dook later op als lid van The Rutles, een persiflage op The
Beatles. Vanaf 1976 ging het met de band verder bergafwaarts, ondanks of misschien
juist dankzij de terugkeer van Brian, die kortstondig onder therapeutische begeleiding
stond van Eugene Landy. Met veel bombarie, de 'Brian's Back' campagne, werd
Brians terugkeer in de band aangekondigd. Brian kon de hoge verwachtingen echter
niet waarmaken. Echt goede albums werden er daarna niet meer gemaakt, en het
enige artistieke hoogtepunt uit deze periode is Dennis Wilsons soloalbum "Pacific
Ocean Blue". Dennis Wilson verdronk in 1983, voordat zijn tweede album
"Bamboo" af was.
Pas
verscheen bij Sony Bmg een 33 tracks tellende deluxe 2CD heruitgave uit van
het legendarische soloalbum "Pacific Ocean Blue" van Dennis Wilson.
Deze LP is oorspronkelijk uitgegeven in 1977 maar is al lange tijd niet meer
verkrijgbaar. Op de eerste CD staat het gehele album opnieuw geremastered van
de originele master, uitgebreid met 4 extra bonustracks. Op CD 2 staan de nummers
die hij voor zijn vervolgalbum "Bambu" opnam, het album dat nooit
uitkwam, en dit samen met een behoorlijk aantal tracks van de "Caribou
Sessions". Dennis is de drummer van de groep, de man met de wat gebroken
stem, die niet alleen de hit "Do You Wanna Dance" zingt, maar ook
het fraaie "Be Still". Hij was de drummer, surfer en vrije geest was
van de Beach Boys, en kroop met deze LP uit de schaduw van zijn oudere broer
Brian Wilson die tot dan het muzikale genie was geweest van de groep. "Pacific
Ocean Blue" bracht een schokgolf teweeg in de muziekindustrie van die tijd
omdat de LP een tot dan toe nooit eerder geluid voortbracht. Dennis werkte daarna
verder aan de opvolger, een LP die "Bambu" had moeten heten. Die plaat
kwam er nooit. Een paar tracks verschenen op de latere Beach Boys-albums, maar
de "Bambu" sessies zijn alleen op bootlegs verschenen. Als Limited
Edition Collector's verpakking komt "Pacific Ocean Blue" nu opnieuw
uit, met natuurlijk dat majestueuze nummer "River Song". Dennis verklaarde
de oorsprong van dit nummer aan David Leaf: "Een paar jaar geleden liep
ik in de High Sierras naast een rivier. Die begon smal en werd altijd maar groter
en groter....dat is het geluid van de gitaren op die plaat. En dan moest ik
denken aan L.A. Ik wordt ziek als ik denk aan wat daar gebeurd." Hij heeft
het dan over de zware smog die de stad in die periode teisterde. Een schitterende
productie, een ecologische thema, gospel tinten... het had een hit moeten zijn,
maar werd het niet. Het enige nummer op deze plaat dat Dennis in zijn ééntje
schreef is: "Farewell My Friend". Het was zijn eerbetoon aan de schoonvader
van Carl: Otto "Pops" Hinsche. Dennis Wilson: "Mijn beste vriend
stierf in mijn armen en ik kwam naar de studio. Ik wist dat hij van Hawaii hield
(vandaar de walvissen in de intro); het kwam allemaal vanzelf, een soort vrolijk
afscheid. Ik draag altijd een foto van hem bij me. Hij heeft mijn leven gered,
toen mijn vader overleed". Hoewel beide songs die ook als singles verschenen
niets deden, was dat voor Dennis niet echt een probleem. Dennis was gewoon op
zoek naar emoties, of hij er iets bij voelde, of het emotionele kracht had en
eigenlijk of het goed klonk. Die uitgebreide edities van oude cd’s zijn
vaak marketingtrucs die je tandenknarsend naar de winkel doen lopen. Dat album
heb je al. In de eerste versie. Later nog eens in de geremasterde versie met
drie bonustracks. En dan de legacy of deluxe editie met een complete bonus-cd
vol restmateriaal of een obscuur liveconcert. Maar dit is een beter verhaal.
In deze Legacy editie zit namelijk geheel "Bambu" bijgesloten, plus
nog wat geinige outtakes. En "Bambu" is een erg interessant album:
prettig rommelend rockend ("Under The Moonlight" en "School Girl"),
meeslepend ("It’s Not Too Late", "Love Remember Me"
en "Love Surrounds Me") of gewoon steengoed Beach Boys-werk ("Wild
Situation"). Alle unreleased tracks zijn gemixed door Wilson’s originele
engineer John Hanlon (Beach Boys; Crosby, Stills, Nash & Young) en Gregg
Jakobson (originele coproducer en co-writer) en Jim Guercio (producer en eigenaar
Caribou Records). Voor de fans blijft nu ook dertig jaar later "Pacific
Ocean Blue" het grootste solo meesterwerk ooit van een Dennis Wilson. Voor
anderen zal dit meesterwerk een ontdekkingstocht zijn naar één
van de absolute cultklassiekers van de rockgeschiedenis waarmee Dennis Wilson
zichzelf tot een legende heeft verheven.
Tracklist:
Pacific Ocean Blue
1. River Song
2. What’s Wrong
3. Moonshine
4. Friday Night
5. Dreamer
6. Thoughts Of You
7. Tim
8. You And I
9. Pacific Ocean Blues
10. Farewell My Friend
11. Rainbows
12. End Of The Show
Bonus Tracks:
13. Tug Of Love (nooit eerder uitgebracht)
14. Only With You (nooit eerder uitgebracht)
15. Holy Man (Instrumental) (nooit eerder uitgebracht)
16. Mexico (nooit eerder uitgebracht)
CD2: Bambu (The Caribou Sessions)
1. Under The Moonlight
2. It’s Not Too Late
3. School Girl
4. Love Remember Me
5. Love Surrounds Me
6. Wild Situation
7. Common
8. Are You Real
9. He’s A Bum
10. Cocktails
11. I Love You
12. Constant Companion
13. Time For Bed
14. Album Tag Song
15. All Alone
16. Piano Variations On Thoughts Of You
Bonus Track:
17. Holy Man (Taylor Hawkins Version)
B.B.
WOLFE with the GOLDMINE PICKERS
HEART WORN SLEEVE
Website Contact
Label: Dojo Records
CDBaby
Om de zoveel keren voltrekt
zich een klein wonder. Dan heb je opeens een muzikaal kleinood in je hand, waarvan
je niet weet waar de schittering vandaan komt. Is het de gevoelvolle stem, sereen
en toch intriest alsof het hartzeer diep bezonken is? Is het de sfeervolle begeleiding,
hier van de Goldmine Pickers met fiddle, gitaar en mandoline. Zijn het de lyrische
teksten die als treurzang door de melodieën drentelen? Wellicht alles wat
tegelijk, maar het is toch vooral de zangstijl met de pakkende stem van B.B.
Wolfe die a.h.w. een gevoelstapijt legt onder breekbare songs. B.B. Wolfe, of
Donald Goldsmith, is een weeskind vlak na zijn geboorte geadopteerd. Hij is
afkomstig van Flint, in Michigan, en nam de naam van zijn adoptievader aan,
die hem vooreerst Baby Boy noemde. ‘Winthrop’s Lament’ zou
geschreven zijn, geïnspireerd door de relatie met zijn adoptief vader.
Mogelijk omwille van zijn verweesd in het leven staan heeft B.B. de muziek als
vaste reisgezel gekozen, al is hij daarnaast ook kunstschilder, pottenbakker
en kunstleraar. Als poëtische singer-songwriter schrijft hij hartverscheurende
songs die wat herinneren aan Dylan, Arlo Guthrie, Eric Andersen en Eric Taylor,
wanneer zij in een weemoedstemming verwijlen. Maar de ‘mood’ die
zijn ‘rootsy’ blues oproept toont ook verwantschap met Missisippi
John Hurt en Fred McDowell, die hij trouwens als zijn invloeden vermeldt. Eerder
in 2005 kwam van B.B. Wolfe al de cd ‘AKA’ uit en nu is er dit klein
meesterwerk ‘Heart Worn Sleeve’. Op het aangrijpende titelnummer
speelt, naast de Goldmine Pickers uit Indiana, ook Bruce Bartlett mee op staande
bas, die dit album opnam en mixte. De Goldmine Pickers, doorgaans meer ritmisch
op hun eigen bluegrass cd’s, respecteren hier B.B. Wolfe’s gevoelswereld.
Alle vier, Brian, Sean, Jay en Lukas staan hem terzijde met ingetogen spel op
contrabas, viool, gitaar, mandoline of banjo. ‘Song For Dan’ drijft
in een nostalgisch meertje en zelfs als de song ritmischer wordt, zoals in ‘Something
Tells Me It’s Not True’ zit er nog tristesse in verscholen. Het
intieme ‘Song For MJ’ draagt B.B. Wolfe op aan MJ Bischop, die op
één song meezingt en accordeon speelt op het zielsmooie ‘In
Three-Quarter Time’. B.B. Wolfe’s levensmotto ‘be who you
are and say what you feel’ komt volledig tot zijn recht in al deze droefgeestige
songs. Hopelijk volgt B.B. Wolfe met de ‘Goldmine Pickers’ nog lang
deze muzikale richting, een schaduwrijke dreef waar de songs als veredelde treurbladeren
aan de bomen hangen.
Marcie
BILL
DOWLING
IN THE WOOD
Myspace CDBaby
Canada,
Manitoba, wouden, een lichtkring rond de maan, weidse horizonten en stervelingen
op zoek naar ontsnappingsroutes. Het spreekt allemaal tot de verbeelding. Met
dat laatste is Bill Dowling, singer-songwriter en vader van drie kinderen, rijkelijk
gezegend. Aan het Tv-scherm gekluisterd, in theaters of op festivals keek Bill
als jongeling geboeid toe wanneer hij Bob Dylan, Bruce Cockburn of Van Morrison
hun liedjes zag vertolken. Mogelijk kwam daar ook Warren Zevon nog bij, want
in een soortgelijk ‘Werewolves of Hollywood’ met jazzy baslijnen,
haalt Bill behoorlijk kritisch uit naar Hollywood, die jongeren ertoe brengt
hun jeugd en levensbloed op te offeren aan de Hollywood lokroep. Later komen
daar nog Texaanse invloeden bij en dichterbij is Stephen Fearing een inspiratiebron.
Het duurde nochtans enige tijd vooraleer Dowling zijn observatiekunst in songs
omzette en op plaat uitbracht. Voordien had hij verschillende jobs uitgeprobeerd,
van DJ, ober, dokwerker tot geschiedenisleraar. Maar al gauw trok hij de aandacht
toen hij als singer-songwriter solo of met de Keltisch geïnspireerde Gordie-band
in clubs, cultuurcentra of op festivalpodia zijn songs ten gehore bracht. Zijn
gevarieerde poprockende of folky countrysongs verkeren op dit debuutalbum in
vertrouwd muzikaal gezelschap. Zelf kan hij goed weg met diverse instrumenten,
waarbij vooral zijn mondharmonica de countrysongs helder kleurt. Daarnaast speelt
hij nog akoestische en elektrische gitaar, afgewisseld met bas. Muziekmaat Dan
Donahue doet hetzelfde en voegt er keyboard en percussie aan toe. Marcel Diselets,
die zelf al enkele soloalbums uitbracht, draagt bij met banjo en dobro. Vooral
op de klaagzang ‘Paper Town’, met meerstemmige achtergrondzang,
creëert dit een deprimerend beeld van het stadje waarin iedereen weg wil.
Zowel kunstenaars, weirdo’s als politici bevolken zijn poëtische
teksten. In ‘Presidential Satisfaction Blues’ stelt hij eerder satirisch
het beleid van Clinton en Bush aan de kaak. Op het jachtige ‘Running On
Dead’ vallen vrouwelijke vocalen in. Handhavingkunst, levensdrift en liefdesdorst
zijn de thema’s waarover Bill Dowling zich bezorgd maakt in zijn lyrische
teksten, die vaak metafoor en poëzie verenigen. Een zin als ‘I came
to dance but Lady Luck’s card was full’ hoeft weinig uitleg. Billy’s
korrelige stem geeft er een ietwat bittere tonaliteit aan. Canada’s muzikale
bodem blijkt ook vandaag nog vruchtbaar dank zij de kruisbestuiving van alle
artiesten die zich in de ‘Manitoba Indepent Songwriter’s Circle’
bevinden. Bill is er één van en het is dankbaar om naast Bill
te musiceren op dit in de Lion’s Studio in Winnipeg opgenomen album. Hij
schrijft immers liedjes met diepgang in wat hij zelf noemt een ‘Labour
Of Love’.
Marcie
DON
NIX & FRIENDS
GOING DOWN
Label: Music Avenue
De naam Don Nix zal niet bij iedereen een belletje doen rinkelen, maar hij is wel een gewaardeerd songschrijver (bijvoorbeeld van de bluesklassieker "Going Home", opgenomen door onder meer Freddie King, John Lee Hooker en Stevie Ray Vaughan), een gewaardeerd producer (Jeff Beck, John Mayall), sessiemuzikant voor het legendarische Staxlabel en maker van een aantal commercieel weinig succesvolle soloalbums. Met onder meer Steve Cropper en Donald ‘Duck’ Dunn (beiden van Booker T’s MG’s) zat hij bovendien in de Mar-Keys. "Going Down", een cd waarvan de release reeds in het jaar 2002 gebeurde, is door Blues Boulevard terug opgepikt, wat wij alleen maar kunnen toejuichen, want voor liefhebbers van Southern Fried Boogie is dit van begin tot einde genieten geblazen, en dit ook omdat Nix deze schijf opnam met een heleboel vrienden. De dertien songs zijn voornamelijk liedjes die hij door de jaren zelf schreef of samen met maatjes als Leon Russell en Dan Penn, en nu met deze grote vriendenkring een nieuwe bewerking kregen. Die vrienden zijn dan ook niet de minsten: Brian May, John Mayall, Tony Joe White, Leslie West en Dan Penn om er een paar te noemen. De vrienden spelen overigens niet op alle nummers mee, maar nemen één of meerdere voor hun rekening. Het resultaat klinkt lichtelijk nostalgisch, maar vooral ouderwets goed en gedreven. Luister maar even naar de opener "Black Cat Moan", gedragen door Nix's schorre stem en zijn verfijnd slide-gitaarspel, de American road song "On the Road Again", het funky "Going Back to Iuka" (beroemd geworden door Albert King), een song die bruist van Nix's meesterlijke productie technieken, maar vooral naar de titeltrack, want in deze Southern rocker horen we maar liefst vier gitaarsolo's van verschillende gitaristen. Brian May, Leslie West, Audley Freed en Jon Triven geven hier namelijk afzonderlijk van hun jetje, waarvan de laatste solo op de fuzzy-wuzzy pedal, en dit allemaal samen met de backing vocals van Bonnie Bramlett. Maar er zijn hoogtepunten te over en daardoor is "Going Down" verrassend.
TRACKS
01. BLACK CAT MOAN
02. ON THE ROAD AGAIN
03. RIGHT WHERE YOU WANT ME
04. SAME OLD BLUES
05. LUCINDA
06. PALACE OF THE KING
07. GOING DOWN
08. GOING BACK TO LUKA
09. LIKE A ROAD LEADING HOME
10. ONE MORE REPOSSESSION
11. LIVING ON THE HIGHWAY
12. PLASTIC FLOWERS
13. EVERYBODY WANTS TO GO TO HEAVEN
ELI
"PAPERBOY" REED & THE TRUE LOVES
ROLL WITH YOU
Website Myspace
Label Europe: Essential Music.
Distr: Bertus
VIDEO 1 VIDEO
2 VIDEO 3
Als
men mij naar mijn muzikale voorkeuren vraagt komen op de eerste plaats de (goede)
slide gitaristen, dat zullen zij die mijn recensies lezen al wel gemerkt hebben,
maar daarnaast heb ik ook een zwak voor New Orleans ritmes en de "good
old soul". Wel, van deze laatste categorie verscheen onlangs een prachtexemplaar
dat vanwege de drukte hier op de Rootstime redactie (lange wachtlijsten) wat
laat aan de beurt komt. Hij verscheen namelijk al half mei. Het is echter de
moeite van het wachten meer dan waard geweest, want Eli "Paperboy"
Reed is een natuurtalent en zijn muziek klinkt tegelijkertijd zo sixties, maar
blijft ook tijdloos, dus wat deert een maandje vertraging dan. Eli Reed is woonachtig
in Boston, werd geboren in Brooklyn, maar leerde de stiel in Clarksdale, en
wel van bluesgroten als de legendarische drummer Sam Carr. In 2004 verscheen
dan zijn eerste cd met zijn band The True Loves, "Walkin' & Talkin'",
hij was toen nog maar net twintig, en de Engelse pers sprak van dé soulontdekking
van de laatste decennia en Nick Lowe bleek een enorme fan van de piepjonge Eli.
Doordat zijn sound zo authentiek sixties retro is was hij niet "vernieuwend"
genoeg voor de "majors", die daardoor weer eens bewezen in verkeerde
termen te denken en daardoor een gouden talent aan hun neus laten voorbij gaan.
Als ik zeg gouden talent is dit zonder overdrijving. Luister naar deze jongeman
en je zal het begrijpen, je hoort Wilson Pickett, Otis Redding, Sam Cooke, Sam
en Dave, Archie Bell, Otis Clay, O. V. Wright en ja zelf hier en daar zelfs
James Brown, allemaal met passie en "from the soul" in de letterlijke
betekenis van het woord. Alles komt van diep binnenin, en de falsetto kreten
die hij slaakt, vertrekken diep vanuit zijn ziel, Bobby Blue Bland's beroemde
hartskreten verbleken zelfs hierbij. Maar Eli staat hier natuurlijk niet alleen,
de "True Loves" en de extra "Sweet Divines" backing vocals
zorgen voor de echte soulsound, prachtige blazers die de Stax en Hi Records
jaren terug oproepen. Nooit had ik gedacht nog zo een pure recente bluesplaat
te horen, en zeker niet van een "snotneus" om het even oneerbiedig
te zeggen. Het kippenvel, de rechtstaande nekhaartjes, alle tekenen van een
voltreffer zijn er. Enkele titels "The Satisfier" met James Brown
handtekening, de danssong "Do The Boom Boom" en mijn favoriet "Take
My Love With You" in allerbeste Sam Cooke traditie. Subliem, en kandidaat
voor mijn "Song of the Year". Daarnaast de tearjerkers, titelsong
"Roll With You" met eveneens de sfeer van de betere Sam Cooke songs,
of "She Walks", "Fooling Myself" stuk voor stuk juweeltjes.
Dit zijn van die dagen dat het leven van een recensent zo mooi kan zijn... Eli
"Paperboy" Reed, the new young "King Of Soul"? Hem wil ik
live aan 't werk zien. Organisatoren, strik hem!
(RON)
JEFFERSON
PEPPER
AMERICAN EVOLUTION II (The White Album)
Website Myspace
Contact
Label : American Fallout
CD-Baby
In
de voorbije 2 jaar schreef Jefferson Pepper een vijftigtal liedjes over wat
hij gelezen had over de Amerikaanse geschiedenis van de voorbije 500 jaar. Hij
besloot om een muzikale trilogie uit te brengen met deze 50 songs netjes gespreid
over drie cd’s. De rode draad doorheen deze 3 albums is dat de liedjes
geschreven werden vanuit het perspectief van de hardwerkende Amerikaan die al
te vaak door zijn machthebbers wordt misbruikt als oorlogsheld. Eind vorig jaar
verscheen de eerste in de reeks onder de titel “American Evolution I (The
Red Album)” en wij mochten er een lovende bespreking rond schrijven waarbij
we toen afsloten met de boodschap dat we met heel veel vertrouwen uitkeken naar
deel twee van dit uitstekende initiatief van Jefferson Pepper. En zie wat we
hier nu in de bus krijgen:deel 2 getiteld “American Evolution II (The
White Album)”. Op dit vervolgalbum staan alweer 17 sterke songs in diverse
genres die deels ook een overzicht geven van de verschillende muziekstijlen
die doorheen de Amerikaanse geschiedenis voor het nodige amusement zorgden.
Jefferson Pepper toont nogmaals aan dat hij een sterke liedjesschrijver is die
vooral in Americana-rocksongs en ballads uitblinkt. De liedjes op dit album
werden initieel opgenomen in een hutje in de Conewago Mountains ten zuiden van
Pennsylvania en nadien afgewerkt in een studio in Nashville. Voor het witte
album kon Jefferson Pepper rekenen op de steun van een aantal topmuzikanten
zoals Fats Kaplin, Tim Lorsch, Gene Rabbai, Deon Estus, Bryan Owings en Dave
Francis, mensen die ook op deel I meespeelden en in de voorbije decennia hun
sporen verdienden bij grote namen als Kris Kristofferson, Townes Van Zandt,
Lucinda Williams, Neil Young, Willie Nelson, Sting, Tina Turner en Shelby Lynne.
Deze cd gaat verder op een punt in de Amerikaanse geschiedenis waar de voorafgaande
“American Evolution I” eindigde. Daarmee overschouwt deel II een
periode van zowat 50 jaar van 1941 tot 1991 en bezingt Jefferson Pepper de evolutie
van de Amerikaanse cultuur evenals het leven en de muziek van Amerika in deze
5 decennia. Zoals we al schreven bij de bespreking van deel I is Jefferson Pepper
ook een man met een uitstekende stem die zich leent tot het zingen van verschillende
muziekstijlen zoals rock, pop, reggae, ballads en country. Zelfs voor disco
en punk draait hij zich niet om. Een selectie uit de uitstekende reeks van songs
op dit album ter afsluiting: rock and roller “Real Good Time”, countrysong
“Collection Of Angels”, tearjerkers “Break The Chains”
en “Ben”, de Byrds-achtige song “Crucify” en rootsrockers
“The Crying Land”, “Land That I Love” en “Coming
Down”. Een speciale vermelding geven we graag aan “The Ballad Of
Betty Wulfrum” dat het verhaal vertelt van een lelijk eendje dat er in
slaagt om via een “extreme make-over” het ideale schoonheidsbeeld
te evenaren, maar daar niet echt gelukkiger door wordt. Ook “Orphans Of
Endorphins” is een opvallende song over de immense gevaren voor de maatschappij
als haar mensen zich laten afzinken tot de vreselijke hel van de drugsverslaving.
Ook afsluiter “Another White Line” gaat over hetzelfde dreigende
gevaar van drugs en verslaving. Deel II is alweer een uitermate sterke plaat
die alleen het allerbeste doet vermoeden voor de afsluiter in deze trilogie,
deel III waarvan we nu al mogen weten dat hij binnen 2 maanden zal gaan verschijnen.
We kijken er met veel belangstelling naar uit en zullen er u naar goede gewoonte
meteen verslag over uitbrengen.
(valsam)