OKTOBER 2007 - NOVEMBER 2007 - DECEMBER 2007 - JANUARI 2008
FEBRUARI 2008 - MAART 2008 - APRIL 2008 - MEI 2008
SOLOMON BURKE - LIKE A FIRE
LITTLE FEAT - JOIN THE BAND
ELIZA GILKYSON - BEAUTIFUL WORLD
THE DETONATORS - LIVE AT THE EAST
BLUES CARAVAN 2008 - GUITARS & FEATHERS
JAY BOY ADAMS - THE SHOE BOX
SCOTT AINSLIE - THUNDER’S MOUTH
SOLOMON
BURKE
LIKE A FIRE
Label: Shout! Factory
Distr.: Bertus
BIO
Solomon Burke (Philadelphia, Pennsylvania, 21 mei 1940) is een Amerikaans soulzanger.
Hij is een van de muzikanten die begin jaren zestig aan de wieg stond van de
soulmuziek. Alhoewel hij nooit grote pophits heeft gehad, zijn een aantal van
zijn nummers uitgegroeid tot klassiekers, die meerdere malen zijn uitgevoerd
door andere artiesten. "Everybody Needs Somebody to Love") is hiervan
waarschijnlijk de bekendste. Burkes wortels liggen in de gospel. Hij zingt in
een kerkkoor, preekt op jonge leeftijd al in zijn kerk in Philadelphia en presenteert
een gospelprogramma op de radio. Tussen 1954 en 1958 neemt hij enkele gospelnummers
op voor het label Apollo. In 1960 wordt hij ontdekt door producer Jerry Wexler
en tekent hij een contract bij Atlantic Records. Zijn eerste singles zijn covers
van countryliedjes als "Just Out of Reach". Door gospel te mengen
met de toen populaire muziekstijl R&B legt hij de basis voor soulmuziek.
Hij heeft in de jaren zestig wel enkele grote R&B-hits, maar weet niet door
te breken tot het grotere poppubliek, wat andere soulzangers (Aretha Franklin,
Otis Redding, Sam Cooke) wel lukt. Enkele R&B-hits uit die tijd zijn onder
andere "Cry To Me", "If You Need Me", "Got To Get You
Off My Mind" en "Tonight's The Night". "Everybody Needs
Somebody to Love" uit 1964 is mogelijk zijn bekendste nummer: het wordt
datzelfde jaar nog gecoverd door de Rolling Stones op een van hun eerste albums,
en krijgt ook bekendheid in de versies van Wilson Pickett en the Blues Brothers.
In '64 wordt hij ook door een diskjockey uitgeroepen tot de "King of Rock
and Soul", een titel die hij nog steeds met trots draagt. In 1969 scoort
hij zijn grootste hit met een cover van "Proud Mary" van Creedence
Clearwater Revival. Eind jaren zestig verlaat Burke Atlantic. In de jaren zeventig,
tachtig en negentig brengt hij onregelmatig muziekalbums uit. Deze albums worden
echter enkel goed ontvangen bij enkele muziekliefhebbers, en niet bij het grote
publiek. Regelmatig geeft hij dan ook in deze tijd aan de muziekindustrie vaarwel
te zeggen. Wel heeft hij in 1986 een kleine hit met "A Change is Gonna
Come", oorspronkelijk van Sam Cooke. Dit nummer wordt ook in Nederland
een kleine hit. Ook is hij te zien in de film The Big Easy uit 1987. In 2002
maakt Solomon Burke een comeback mee. Andy Kaulkin, de eigenaar van Fat Possum
Records, haalt hem over om een album op te nemen met nummers geschreven door
enkele bewonderaars. Met het resulterende album Don't Give Up On Me, weet hij
een nieuw publiek te bereiken. Enkele van de artiesten die een nummer hebben
geschreven voor het album zijn Bob Dylan, Elvis Costello, Tom Waits, Van Morrison,
Nick Lowe, Brian Wilson en Dan Penn. Het album is geproduceerd door Joe Henrey.
Don't Give Up On Me wint een Grammy Award voor beste bluesalbum en wordt door
verscheidene muziektijdschriften (onder andere Mojo, OOR, Rolling Stone) beschouwd
als een van de beste albums van het jaar. In 2003 treedt Burke op op zowel Pinkpop
als North Sea Jazz en neemt hij het nummer "Catch Up To My Step" op
met Junkie XL, en in 2004 volgt het duet "Devil in me", met de Italiaanse
zanger Zucchero op diens duetalbum "ZU & Co". Solomon Burke staat
aan het hoofd van een zeer grote familie. In 2002 had hij 21 kinderen, 64 kleinkinderen
en 8 achterkleinkinderen. Behalve zanger is hij ook werkzaam als predikant en
is hij eigenaar van onder andere een eigen kerk en een keten van begrafenisondernemingen.
LIKE
A FIRE
In 2002 had hij 21 kinderen, 64 kleinkinderen en 8 achterkleinkinderen en nu
zes jaar later... Joost mag het weten! Maar wat we wel weten is dat zes jaar
na zijn uiterst succesvolle met een Grammy beloonde comeback-album "Don’t
Give Up On Me" (2002), een ingetogen werkstuk waarop hij flonkert in bezonken
vertolkingen van nummers die onder meer Van Morrison, Tom Waits, Bob Dylan en
Brian Wilson voor hem schreven, en drie jaar na de door Don Was geproduceerde
"Make Do With What You Got" (2005), waarin Burke vooral stevige nummers
uit de beschikbare liedjescatalogi griste, en na zijn country avontuur met het
succesvolle "Nashville" album in 2006, houdt de King of Rock and Soul
het nu stripped down en laidback. Hetgeen hij nu ons presenteert op zijn nieuwste
plaat, het pas verschenen "Like A Fire", en dit een goeie maand voor
zijn optreden tijdens het Blues Peer festival. Aretha Franklin, Sam Cooke, James
Brown, ze leerden net als Burke het metier in de kerk. De kunst om met ongekunstelde
rauwe zang je ziel te raken. En bij het beluisteren van deze plaat zijn we er
zeker van dat hij ook in Peer de sterren van de hemel gaat zingen. "Like
A Fire", uitgebracht op het Shout! Factory label (Bertus) is geproduceerd
door Grammy-winnende meester drummer Steve Jordan (producer van o.a. Bob Dylan,
Keith Richards, Stevie Wonder, John Mayer) en bevat songs speciaal geschreven
voor het album door een all-star team van songwriters waaronder Eric Clapton,
Ben Harper, Jesse Harris, en Keb ‘Mo’. De charismatische zanger
vertolkt (semi-) akoestische songs van deze hedendaagse songschrijvers, liedjes
waarin Solomon reflecteert over het leven en de huidige staat van de wereld,
alsof voor hem de tijd voor rust en bezinning is aangekomen. In zijn eigen woorden:
"Songs that take a message directly to your heart". De openende titeltrack
werd geschreven door Eric Clapton, "We Don’t Need It" komt uit
de pen van Keb Mo’, die zelf ook meezingt en akoestische gitaar speelt
op deze song, en twee nummers "What Makes Me Think I Was Right" en
"You And Me" werden geschreven door Jesse Harris, die ook akoestische
gitaar speelt in beide nummers. Het vlammende "A Minute To Rest And A Second
To Prey" van Ben Harper krijgt een gloedvolle uitvoering. De begeleidingsband
bestaat louter uit topmuzikanten: gitarist Danny Kortchmar, bassist Larry Taylor
en natuurlijk drummer Steve Jordan, zij zorgen in elk nummer voor de juiste
stemming. Het door deze laatste geschreven ironische "Ain’t That
Something" wordt lekker los gespeeld. Centraal in elk nummer staat de stem
van de meester, die ook nu weer telkens de juiste toon raakt. Het laatste nummer
is het enige nummer wat al eerder is verschenen. "If I Give My Heart To
You" is namelijk geschreven door Jimmy Brewster, Jimmie Crane en Al Jacobs,
en was een grote hit voor Doris Day in 1954. Slechts begeleid door piano en
drums geeft Solomon er een intieme, persoonlijke draai aan waardoor het nummer
een prachtige uitvoering krijgt. Solomon Burke is aan een artistieke opleving
begonnen met zijn comeback album "Don’t Give Up On Me", speelde
zelfs al een jaar later in Peer (2003), en dat deze opleving nog steeds aanhoudt
getuige dit nieuwe project, "Like A Fire", een emotioneel en prachtig
gezongen album van grote klasse! Niet overtuigd, kom dan zondag 13 juli naar
Peer want Solomon Burke & band zullen zeker en vast voor een stomende soulvolle
show zorgen ... zorg dat jij er bij bent! Niet te missen!
Tracks:
1. Like A Fire (Eric Clapton)
2. We Don’t Need It (Keb’ Mo’)
3. The Fall (Steve Jordan/Danny Kortchmar/Meegan Voss)
4. A Minute To Rest And A Second To Pray—Featuring Ben Harper (Ben Harper)
5. Ain’t That Something (Steve Jordan)
6. What Makes Me Think I Was Right (Jesse Harris)
7. Understanding (Steve Jordan/Meegan Voss)
8. You And Me (Jesse Harris)
9. Thank You (Eric Clapton/Solomon Burke)
10. If I Give My Heart To You (Jimmy Brewster/Jimmie Crane/Al Jacobs)
DISCOGRAPHY
Solomon Burke (62)
If you need me (63)
Rock’n’soul (64)
King Solomon (67)
I wish I knew (68)
Proud Mary (69)
Back to my roots (76)
Sidewalks, fences & walls (79)
Take me shake me (83)
Soul alive (85)
A change is gonna come (86)
Soul of the blues (93)
Live at the House of Blues (94)
The definition of soul (96)
The Very Best of Solomon Burke (98)
Don’t give up on me (02)
Make do what you got (05)
Nashville (06)
Like a fire (08)
LITTLE
FEAT
JOIN THE BAND (ADVANCED)
Website
VIDEO1 VIDEO
2 VIDEO
3
Okee,
toegegeven, we komen er extra vroeg mee, want hij zal pas verkrijgbaar zijn
op 28 augustus, deze nieuwe van Little Feat, maar voor Rootstime gaan wel eens
deuren open die voor anderen gesloten blijven. En omdat ze toch naar Peer komen
wilden we onze lezers wel wat extra info bieden. Zodoende dus deze avant-avant
première van "Join The Band" zoals de nog te verschijnen Little
Feat cd gaat heten. Voor deze nieuwe plaat kozen Paul Barrere en zijn maats
voor een ietwat speciale benadering. Ze nodigden een aantal bekende vrienden
(vooral country artiesten) uit voor re-makes van hun bekende nummers, waarop
deze gasten dan een prominente rol krijgen. "Join The Band" dus, letterlijk.
Die titel zal de echte fans van het eerste uur, waar ondergetekende zich zeker
mag bij rekenen, waarschijnlijk bekend in de oren klinken, want wie "Waitin’
For Columbus" hun vroegere dubbele live cd opzet, hoort de groep a-cappela
achter de coulissen de stem opwarmen met "Join The Band" waarna ze
op het podium komen, verder zingen, hun instrumenten beetpakken en het eerste
nummer inzetten. Hier opent de cd met een uiterst mooie "up to date"
versie van "Fat Man In The Bath Tub" met als special guest niemand
minder dan mijn favoriete gitarist Sonny Landreth. Het hoeft geen verdere uitleg
dat dit prachtige nummer dat Lowell George (over zichzelf) schreef, noch een
extra troef erbij krijgt door die magistrale slidegeluiden die Sonny er bovenop
strooit. Maar er is meer, de guestvocals zijn van niemand minder dan Dave Matthews.
Goed begonnen is half gewonnen, maar er volgt meer lekkers, want wie dacht dat
Bob Seger ondertussen zijn gouden stembanden aan de wilgen had gehangen, heeft
het mis. Bob is still alive and kickin’, getuige zijn versie van "Something
In The Water". Pure rock ‘n’ roll alsof de tijd is blijven
stil staan voor Bob, zo jong en fris klinkt dit. Dan is ‘t tijd voor het
echte hoogtepunt van deze schijf, "Sailing Shoes". Een pracht van
een song, nog steeds zoveel jaren na datum, maar wat er hier van gemaakt is,
is zuiver goud, samen met Emmylou Harris brengt zangeres Shaun Murphy, de intro
in het normale tempo, waarna de song in een hogere versnelling schakelt en een
bluegrass behandeling krijgt. Super…. Nog zo'n monument van een song "Time
Loves A Hero" krijgt extra Jimmy Buffett als gast, en een licht calypsosfeertje.
Alsof het allemaal niet op kan, is er daarna "Dixie Chicken", waar
Vince Gill en nogmaals Sonny Landreth bijspringen. "Willin", zowat
mijn favoriete song aller tijden, en reeds vele malen gecoverd, mocht natuurlijk
zeker niet ontbreken, met country duo Brooks & Dunn, die er ondanks mijn
vrees, een uitstekende versie van brengen. "Champion Of The World",
met opnieuw Jimmy Buffett. Het ingetogen "Trouble", met de dochter
van Lowell George, Inara en enkel Bill Payne op piano, ze zijn er allemaal,
steeds voorzien van grote "vrienden" als gast. Maar ook enkele songs
van anderen krijgen diezelfde behandeling, zo is er een knappe versie van "This
Land Is Your Land" van Woody Guthrie, helemaal van "Feat" attributen
voorzien, en de ijzersterke Bill Haley rocker "See You Later Alligator",
mooi omgevormd tot een stomende shuffle, met hulp van Jim Mayer, je kunt je
zo de dansende "gators" in de swamps voor de geest halen bij dit aanstekelijk
ritme. "Join The Band" nemen de heren zelf ook letterlijk, als ze
"The Weight", op zichzelf al een ontzettend mooie song, nog eens oppoetsen,
samen met Mike Utley, Tony Joe White’s rechterhand en banjo wonder Bela
Fleck. Na dit gehoord te hebben, begin ik nu al af te tellen naar 13 juli. Spijtig
genoeg zullen deze "gasten" er niet bij zijn, maar Little Feat zien,
"pur sang" is voor mij al voldoende om de zomer van 2008 op één
dag goed te maken, al regent het nog weken oude wijven. Hou onze interview rubriek
in het oog, want als alles goed gaat zit er ook nog een gesprekje met Paul Barrere
tijdens het festival aan te komen. Tot dan!
(RON)
ELIZA
GILKYSON
BEAUTIFUL WORLD
Website Myspace
Booking: Joanna Serraris / Musemix
Label :Red House Records
Distr.: Music&Words
Sommige
muzikanten debuteren met een meesterwerk dat zij in het vervolg ondanks verwoede
pogingen nooit meer weten te evenaren, laat staan overtreffen. Anderen geven
bij hun eerste platen al wat van hun talent prijs, maar hebben tijd nodig hun
talent te laten groeien en rijpen. Eliza Gilkyson is zo’n groeibriljant.
Gilkyson maakte haar eerste LP'jes reeds aan het eind van de jaren zestig. Als
dochter van de bekende Amerikaanse folkzanger Terry Gilkyson werd de muziek
haar met de paplepel ingegoten. Het in 1987 op het Gold Castle label verschenen
album "Pilgrim" maakte haar tot een lieveling van het new-age publiek
en daarom voor anderen tot een non-item. Ongemerkt gingen dan ook "Through
A Looking Glass" uit 1994, "Redemption Road" uit 1997 en "Misfits"
uit 1999 aan het grote publiek voorbij. Tot ze een contract tekende bij Red
House Records, want was "Hard Times In Babylon" uit 2000 al een plaat
om te koesteren, haar volgende platen bij dit label maakten nog meer indruk.
Dan denken we meteen aan "Lost And Found" (2002), "Land Of Milk
And Honey" (2004) en "Paradise Hotel" (2005), platen waarin ze
in al die jaren verschillende muzikale terreinen heeft verkend, maar ook platen
waarmee haar naam defenitief in kringen van Americana-liefhebbers had gevestigd.
In hoog tempo maakt deze singer/songwriter platen met eigen songs en dat is
ook de reden voor een live-album "Your Town Tonight", dat het licht
vorig jaar zag. Denkende aan het Blue Highways Festival waar ze te gast was
in 2005, weten we dat haar optredens een eigen, unieke sfeer ademen, een sfeer
die ze op deze liveplaat feilloos weet op te roepen in onze eigen huiskamer.
De zangeres pleegt haar soms zwaarmoedige liedjes te larderen met geestige anekdotes
en hiermee brengt zij balans in haar optredens. Ook de nieuwe cd "Beautiful
World" stelt gelukkig geen moment teleur. Aan het concept is nagenoeg niets
veranderd. Gilkyson bestrijkt nog altijd het hele terrein van de Americana en
blijkt wederom een uitstekend songwriter, ze heeft ook niet voor niets een aantal
Grammy-nominaties op zak. Het mysterie van het schrijven van een goed liedje
is voor Eliza geen geheim meer. In haar eigen leven heeft, en doet ze nog altijd,
genoeg ervaring op in het relationele vlak om uit te putten en weet haar gevoelens
dan ook op een bijzondere wijze naar de luisteraar over te brengen. Op "Beautiful
World" etaleert Eliza niet alleen een breed palet aan emoties, maar weet
die nog fraaier dan op vorige albums muzikaal vorm te geven. Het nieuwe album
telt elf nieuwe pennevruchten met een gastenrol voor o.a Julie Wolf (Hammond,
keyboards, accordeon), Cindy Cashdollar (pedal steel), David Grissom (gitaar),
Robert McEntee (gitaar), Glen Fukunaga (bas), Robbie Gjersoe (slide gitaar)
en zelfs Eliza's broer Tony op gitaar. Bijgestaan door deze fantastische muzikanten
maakt Eliza uitstapjes naar rock ("The Party's Over", "Dream
Lover" en "Runaway Train"), jazz ("Unsustainable")
en folk ("Wildewood Spring"). Sommige songs zijn spaarzaam gearrangeerd
en andere hebben dan weer een wat rijker geluid, waarbij de uitschieters het
pure liefdesliedje "He Waits For Me" en de met Muscle Shoals-blazers
versierde opener "Emerald Street" zijn. "Beautiful World"
biedt daarbij zo een grote variatie in klank, stemming en thematiek, songs waarin
ze haar bezorgdheid over de toestand van haar land en de wereld uit. Het onderliggende
gevoel is er namelijk van hoop, van verwondering over al het moois dat er ondanks
de ellende in de wereld te vinden is. Met "Beautiful World" bewijst
Gilkyson zich als één van de betere tekstdichters van dit moment,
weinigen evenaren de subtiliteit en dubbele bodems die zij in haar liedjes stopt.
Gilkyson laat gewoon zien dat ze bruist van zelfvertrouwen en dat ze met deze
schijf in een productie van Mark Hallman, één van haar beste platen
heeft gemaakt. Iedereen die nog niets van deze bijzondere singer-songwriter
in huis heeft moet zeker eens naar deze cd luisteren.
THE
DETONATORS
LIVE AT THE EAST
Website Myspace
Contact
Label:Black Market Music
The
Detonators, het Australische antwoord op the Fabulous Thunderbirds, die drie
jaar geleden nog voor een dik uur pure roots rockin' blues zorgden op het Belgium
Rhythm & Blues Festival in Peer hebben ons nog eens een staaltje van hun
kunnen bezorgd in de vorm van hun nieuwe live cd "Live at the East".
De albums "Blow It Up" ('97), "Everybody Stay Calm" ('99),
"Bombshell" ('03) en "Top Night Out" (07) die voorafgingen
hadden ons reeds overtuigd van hun kunnen als high energy blues-act, maar deze
live registratie toont dat ze het op het podium eveneens allemaal waar kunnen
maken. Het "East Brunswick" Motel in Melbourne was de plaats waar
ze deze gig inblikten, en dat de "Detonators" datgene deden waar hun
naam voor staat, namelijk het vuur aan de lont steken, zullen we geweten hebben.
Bandleden "Rockbottom" James Maloney op zang en gitaar, tweede gitarist
Paulie "the Kid" Bignell, bassist "Doghouse" Dave Philpots
en drummer Eddie Fury. De beste hapjes uit hun repertoire, waaronder natuurlijk
"Off My Chops", "All Of Me", "Second In Charge"
en "Time Machine" aangevuld met wat covers, zoals Jay Miller's "Sugar
Coated Love", ook terug de vinden op de debuutcd van The Thunderbirds en
Ike Turners lijflied en song die de rock 'n' roll trein op de sporen zette "Rocket
88". De opnames dateren van dezelfde week als zijn overlijden, dus een
gepast eerbetoon. Onnodig te vermelden dat dit concert ons de perfecte mix van
blues en rock brengt, herinnerend aan zoals ik al zei, Fabulous Thunderbirds,
maar ook wat good old Dr. Feelgood, Lee Brilleaux zal glimlachend van daarboven
toekijken, samen met Kim Wilson hier beneden. Up There, down here, of Down Under,
who cares, als we maar leut hebben, en die heb je, met deze "Live At The
East".
(RON)
BLUES
CARAVAN
Candye Kane, Deborah Coleman, Dani Wilde
GUITARS & FEATHERS
Label: Ruf records
Distr.: Munich Records
VIDEO
Deze muzikale sleurhut gooide de ankers al uit tijdens de grote bluesfestivals van Parijs, Londen en Berlijn, maar stonden ook op het programma van de Bluesnight in Zingem op 1 februari van dit jaar waar we toen niet alleen een denderende show meemaakten maar ook na hun optreden een aangenaam gesprek hadden met de drie 'frontmadammen' die deel uitmaakten van deze editie: Candye Kane, Deborah Coleman, Dani Wilde. Het Duitse Ruf Records organiseert nu alweer drie jaar de Blues Caravan. Een uitgebreid tourgezelschap met als topper enkele acts uit de Ruf stal. Tijdens deze editie die in januari jl. van start ging was Candye Kane, die we best kennen om haar flamboyante stijl en krachtige stem, van de partij. Het motto van de nieuwste editie is afgeleid van Candye’s uitstekende laatste cd, "Guitar'd and Feathered". Door ziekte moest Candye de tour onderbreken en werd ze vervangen door de Canadese Shakura S’Aida, waarvan we ook getuige waren tijdens de Nacht van de Blues in Wuustwezel (30 april). Candye Kane is zowel het voorkomen als het stemgeluid imposant, en ze figureert dan ook prominent op deze live cd, opgenomen aan het begin van de tournee op 27 januari in Bonn. Ze wordt die avond geflankeerd door gitariste Deborah Coleman, die vorig jaar aan boord kwam en nummer drie is bluesvamp Dani Wilde, die zingt en gitaar speelt alsof ze er voor haar geboorte mee begonnen is en John Lee Hooker en Buddy Guy tot haar favorieten rekent. Deborah Coleman is gezegend met een zeer soulvol stemgeluid, maar de grootste verrassing is echter de jongste deelnemer, zangeres/gitariste Dani Wilde. Dit Britse talent heeft een fantastische stem, met een energie en een passie die je niet zou verwachten van een meisje van begin twintig. Een regelrechte blues sensatie. Twee zangeressen die dus nauwelijks voor Candye onderdoen. De opener "Won't Leave" is een nummer van Ray Charles gebracht in de complete bezetting en daarna is het aan Dani Wilde om haar kunsten te tonen. Dani die qua uiterlijk in het hippie tijdperk paste, speelt uitsluitend werk van haar debuut CD "Heal My Blues". Ze plukt aan de snaren van haar gitaar alsof ze bas speelt, maar dit is een ruw diamantje, die tot een zeer populair juweeltje kan uitgroeien. Dan is het de beurt aan Candye Kane, een vrouw die van vele markten thuis is en opent met "You Need A Great Big Woman" en eindigt met "Toughest Girl Alive", twee songs die echt op haar lijf geschreven zijn. Daartussen horen we "My Country Man" en "Crazy Little Thing", songs uit haar recentelijke CD, "Guitar'd and Feathered". Vervolgens is het de beurt aan Deborah Coleman. Deze zwarte parel heeft elf Blues Music Awards (W.C. Handy) nominaties op haar palmares en acht CD’s op haar naam plus de Blues Caravan CD "Time Bomb" van vorig jaar. Ze speelt een doorsnee van haar repertoire ("Fight" en "Jesus Just Left Chicago"), inclusief werk van haar recente CD "Stop The Game" ("I Got To Know"). Top gitaarwerk en prima zang, waarbij het spelplezier en de interactie met de band voor het nodige vuurwerk zorgt. Vermeldingswaard is zeker ook de bezetting, waarin de uitstekende gitariste Laura Chavez en de Nederlandse Govert van der Kolm (hammond en piano), vakkundig ondersteund worden door Mike Griot (bas) en Denis Palatin (drums). Voor de finale komen de drie dames opdraven en zetten in met het gospel getinte "Somethings Got A Hold On Me", gevolgd door Dixon's klassieker "Whole Lotta Love", hier natuurlijk beter bekend in de versie van Led Zeppelin. Maar steeds met de uitblinkende Dani Wilde die even laat horen dat we ook in de blues te maken hebben met serieuze 'girl power'. In 2007 kreeg Ruf Records een erkenning van de Blues Foundation door het uitreiken van een "Keeping The Blues Alive" award. Het programma van de Blues Caravan Tour 2008 bewijst opnieuw dat deze muziek verder leeft en is dan ook zonder meer een aanrader voor elke rechtgeaarde bluesliefhebber.
JAY
BOY ADAMS
THE SHOE BOX
Website Myspace
Contact
Label: Eigen beheer
VIDEO 1 VIDEO
2
Momenteel
draait er in mijn cd speler een schijfje rondjes waarvan ik bij elke nieuwe
song meer een meer aangenaam verrast ben. Jay Boy Adams was precies het lang
verborgen geheim van Lubbock Texas, de stad die ons Joe Ely, Butch Hancock,
Terry Allen en Jimmy Dale Gilmore bracht, en in langer vervlogen dagen onder
meer Buddy Holly en Waylon Jennings. Momenteel woont Jay Boy nog steeds in Texas,
maar dan in de heuvels van Comfort. In de jaren zeventig was Jay Boy al aktief
en bracht twee lp's uit op het bekende Atlantic label, onder de vleugels van
Bill Ham, die onder meer manager was van Z.Z. Top en Clint Black (zeer gezochte
zeldzame collector's item's ondertussen). Hij tourde gedurend lange tijd als
voorprogramma voor onder meer deze twee en werd een onafscheidelijke vriend
van Billy Gibbons. Ook voor de Allman Bothers, en met andere top acts deed hij
tours. Daarna kreeg Jay Boy een burn-out en werd het wat stiller rond Jay Boy
Adams. Hij had een verhuurbedrijf voor tourbussen, maar hij bleef muziek maken,
alleen wat minder in de spotlights. Nu komt hij echter wel terug in die spotlights
met deze "Shoe Box" - geproduced door Monty Byrom (producer van het
erg onderschatte Big House) en hemzelf - en met tien eigen songs, een cover
van Jesse Winchester en een fantastische versie van de gospel klassieker "John
The Revelator". Reden voor deze terugkeer is vooral Lee Roy Parnell, die
Jay Boy's talent terug wil onder de aandacht brengen, iets wat wij alleen maar
kunnen bejubelen, want dit is echte prachtige rootsmuziek. Jay Boy was ook na
de dood van Doug Sahm degene die hem "verving" tijdens een toer van
de Texas Tornados. Op deze "The Shoe Box" deed natuurlijk ook Lee
Roy Parnell mee als gast, maar eveneens Jack Ingram, Marty Stuart en Ray Benson
(Asleep At The Wheel). De cd staat vol met modern klinkende zuiderse country
rock, zoals we die gewoon zijn van Delbert Mc Clinton, Lee Roy Parnell en soms
ook wat The Eagles. Vooral het puike gitaarwerk van zowel Jay Boy en Lee Roy
zijn een extra pluspunt bij de mooie sterke composities. Het resultaat is een
prachtplaat geworden met als hoogtepunten "Waitin On Five O'Clock"
een nummer met gitaarbijdragen en backingvocals van Lee Roy Parnell, "Water
For My Horses" (die slide van J. B.) en het meer ingetogen Americana juweeltje
"For Home". Geen zwake songs eigenlijk op deze "Shoe Box"
die wel reeds vorig jaar in de States verscheen, we ontvingen hem wat later
maar we zijn er vandaag nog even blij mee, want dit is tijdloos mooi vakmanschap.
(RON)
SCOTT
AINSLIE
THUNDER’S MOUTH
Website Contact
De
song ‘Down In Mississippi’ van J.B. Lenoir doorstaat nog steeds
de tand des tijds en de eeuwen. Wanneer Scott Ainslie dit zingt weet hij dezelfde
authenticiteit te bewaren. Zijn songs op deze, nu al vijfde cd, zijn alleen
wat moderner aangekleed via de aanvullende begeleiding van basgitaar, cello
en accordeon. Op Son House’s ‘Grinnin’ In Your Face’
weerklinkt echter alleen een spaarzaam voetritme. Dat Ainslie beide songs kiest
is niet toevallig, want deze bluesartiest en singer-songwriter verdiept zich
al jaren in het materiaal dat in “The Library of Congress” opgeslagen
ligt, in het bijzonder de Afro-Amerikaanse muziek door de Lomaxen bijeengebracht.
Maar ook bij hedendaagse blueslegendes gaat hij te rade, zoals de legendarische
Joe Thompson in Noord-Carolina, laatste beoefenaar van de Black ‘Old-time’
fiddling’, gestart bij de Black String Bands. Het gospelachtige ‘Oil
in My Vessel’ is daarvan het resultaat. Bovendien verdiepte Scott zich
in de Afrikaanse muziektradities, was hij te vinden op de jaarlijkse ‘Banjo
Gathering’ bijeenkomst, ter ere van de banjo, en vatte hij zijn kennis
over Robert Johnson’s songs samen in het in 1992 uitgegeven boek ‘Robert
Johnson/At The Crossroads’, gevolgd door een instructieboekje over diens
gitaartechniek in 1997. Met dergelijke muzikale kennis en verworvenheden mag
je ook zelf je eigen verruimde blues op muziek zetten. Dat doet Scott in een
viertal songs, waarin hij diezelfde mood weet op te wekken die de Afro-Amerikanen
destijds ook aanzette hun gitaar op te pakken. Het melancholische ‘It’s
Gonna Rain’ zong hij nog vóórdat de Katrina orkaan grote
delen van New Orleans verwoestte, a.h.w. intuïtief de rampspoed aanvoelend.
En in ‘Thunder’s Mouth’ geeft hij op weergaloze wijze de desperate
gevoelssfeer weer waarmee familieleden naar elkaar op zoek gaan nadat zij door
het noodlot van elkaar werden gescheiden. Hij verbindt daarbij de periode na
de Burgeroorlog, toen vrijgelaten slaven op zoek gingen naar hun verloren geliefden,
met de naweeën vlak achter de 9/11 ramp om eraan te herinneren dat de hoop
om elkaar ooit terug te vinden voor iedereen geldt. Ainslie weet inventief om
te gaan met andermans materiaal. Zowel met een cover van de eigentijdse Tom
Waits als met de sound van Afrikaanse ritmes. Zo verstrengelt hij Amerikaans
met Afrikaans op ‘If Anybody Asks About Me’, waar hij gebruik maakt
van de ‘black’ banjo. T-Bone Wolk valt in met accordeon, terwijl
deze gerenommeerde multi-instrumentalist/producer ook als contrabassist verder
bijdraagt tot de geluidsrijkdom. Cellist Eugene Friesen en gitarist Sam Broussard,
ook al vermaard en productief, werkten eveneens mee aan dit album, dat opgenomen
werd in Will Ackerman’s Imaginary Road Studio in het zuidelijk Vermont.
Bij elk verschijnen van een nieuw album lijkt Scott Ainslie zich dieper in te
graven in de bluesnalatenschap van Afro-Amerikaanse bluesgitaristen, zodat hij
a.h.w. met hen versmelt. Het mooiste bewaar ik tot het laatst, want op het melancholische
calypsoachtige ‘I Should Get Over This’, komen die zgn. tegenstrijdige
ritmes perfect samen, zodat ‘Gurian’ gitaar en cello een muzikaal
huwelijk aangaan waarbij de sound van oude veldopnames, klassiek en reggaeritmes
zich harmonisch verzoenen. ‘Who Could Ask For More’, zoals Scott
zo vriendelijk met diepwarme stem weet te zingen, een kruising van Guy Davis
en Bruce Cockburn.
Marcie