JANUARI 2008 - FEBRUARI 2008 - MAART 2008 - APRIL 2008 - MEI 2008
JUNI 2008 - JULI 2008 - AUGUSTUS 2008 - SEPTEMBER 2008 - OKTOBER 2008
EACH
MONTH MORE THAN 100 REVIEWS FOR YOUR ROOTS LOVIN' EARS!
|
P. VAN SANT & BAND - ESCAPE IN STYLE
MITCH KASHMAR - LIVE AT LABATT
GAYE ABEGBALOLA - GAYE WITHOUT SHAME
RADOSLAV LORKOVIC - HIGH AND DRY - BLUE PARADE
CEDRIC BURNSIDE & LIGHTNIN ' MALCOLM - TWO MAN WRECKING CREW
TODD SNIDER - PEACE QUEER
DRUMBO - CITY OF REFUGE
HT ROBERTS - MOTION/STILL
MAC ARNOLD & PLATE FULL O' BLUES - BACKBONE & GRISTLE
ROXY PERRY - IN MY SWEET TIME
P.
VAN SANT & BAND
ESCAPE IN STYLE
Website - Myspace
Info: PMP bvba
Label: Blue Gems
Op
zijn nieuwe Cd ‘Escape In Style’ wordt P. Van Sant geïntroduceerd
als de poëet ‘pur sang, honest and authentic’. Eenieder die
Leuvenaar P. Van Sant en zijn platen kent zal dit beamen. Na vier cd’s,
waaronder het fel bejubelde ‘I’m a Believer’ uit 2004, kwam
eindelijk ‘Escape In Style’ uit, geproducet door platenbaas/dirigent
Patrick Mortier. Het wachten loonde de moeite. In het voorbije jaar bracht Van
Sant al enkele van zijn nieuwe songs ten gehore op verspreide bluesfestivals,
zoals o.m. het semi-autobiografische ‘I’m A Survivor’ en ‘The
Point of No Return’, waarop dan telkens uitbundig enthousiast werd gereageerd.
Deze en andere songs staan nu vereeuwigd op ‘Escape In Style’, waarop
tevens zijn vaste medemuzikanten meespelen. Blijkbaar was deze begeleidingsband,
met slidegitarist Dirk Lekenne op kop, het stimulerend houvast waarop P. Van
Sant wachtte. Dirk Lekenne samen met drummer Danny Hoedemaekers en bassist Jo
Vandenhouten geven dan ook het beste van zichzelf, wetende wat dit geesteskind
voor Van Sant betekent of gewoon omdat zij eersteklas muzikanten zijn. Want
al komt P. Van Sant uit zijn woelig verleden te voorschijn als een ‘Survivor’,
toch is dit album tot stand gekomen met bloed, zweet en tranen, tenminste als
je het ontstaansproces mee in overweging neemt. Maar ondanks privé-omstandigheden,
waarin verdriet, verwikkelingen en verlies littekens nalieten, wist P. Van Sant
toch precies welke muzikale richting hij uit wilde en hoe zijn nieuw album moest
klinken. Van Sant is een beeldrijke songwriter die zich van jongs af overeind
en in leven hield met geestelijk en gevitamineerd ‘fastfood’, bestaande
uit Rock&Roll vuur, Leadbelly, ‘préwar en postwar’ blues,
Bob Dylan en de beatdichters, en de songpoëzie van Townes Van Zandt. Zijn
akoestische gitaar was de kameraad waarmee hij intiem praatte. Al die invloeden
vind je terug in de dertien songs, wat zowel blijkt uit zijn fantasievolle beeldtaal
als zijn getormenteerde wijze van zingen. ‘Digging Deep, ‘still
reaching for the sky’, I walked on water, Baptized in shallow water…
zijn als even zovele sleutelwoorden om de rusteloze zoeker in Van Sant te ontcijferen.
Het album begint met het rauwe ‘Frozen in Time’ waar een dichtregel
als ‘need some place to call my own’ al direct het gevoelsklimaat
suggereert waarin P.Van Sant zijn songs laat groeien. Van de dertien songs werden
er twee uit vorige cd’s heropgenomen. Het magistraal meesterwerkje ‘Ship
of Fools’ is er één van. Net zoals zijn karakterkop zijn
de songs zonder uitzondering heel persoonlijk. In het hartstochtelijke ‘Frozen
in Time’, het belijdende ‘Stick With You’, het passionele
’Out of Time’ en het sublieme ‘Escape in Style’, is
de symbooltaal vaak revelerend. De diepgravende dichtregels lijken spontaan
op te borrelen uit zijn diverse gemoedstemmingen, terwijl verwoording en bluesbeleving
samensmelten. In het opstandige ‘Visions from Deeper’ strijden conflicterende
en gekwelde gevoelens om voorrang. Soms voegt een van de gastmuzikanten er wat
instrumentele zwierigheid aan toe, zoals vioolspelende Andries Boone op het
countryritmische ‘Too Hot to Handle’. Lekenne slijpt of schuurt
met zijn elektrische gitaar overal de kartelrandjes bij. Maar absoluut hoogtepunt
is het aanklampende ‘Six Feet Underground’, bloedstollend mooi en
passioneel verschroeiend. Alle songs van Sante zoeken zich blijkbaar een weg
naar keel of hart, wat moeilijk anders kan vermits Van Sant, vechtend met zijn
demonen, zich zo onvoorwaardelijk geeft. Als hij dan nostalgisch zingt ‘Every
Story Has An End’, hoop ik toch dat hij blijft vast houden aan zijn geloof
in ‘sunrise and freedom of the mind’, want dit leidt tot prachtige
doodeerlijke albums, zoals ook dit ‘voorlopige’ laatste.
Marcie
P. VAN SANT
& BAND LIVE |
MITCH
KASHMAR
LIVE AT LABATT
Label: Delta Groove Productions
Distr.: Coast to Coast
VIDEO 1 VIDEO
2
Mitch
Kashmar is een van de top harpspelers van de huidige bluesscène en daar
bovenop ook nog eens een uitstekende soulvolle zanger. Hij laat met deze live
opname van vorig jaar augustus van zijn optreden op het “Labatt”
bluesfestival in Edmonton, Canada, merken dat hij zijn instrument beheerst als
geen ander. Dat bewees hij al op zijn “Crazy mixrd Up World” in
’99 en vooral zes jaar later op het uitstekende “Nickles & Dimes”.
Hij groeide daarmee uit tot een van de troeven van het Delta Groove label, met
zijn West Coast stijl, en een geluid dat verwant is aan Rod Piazza en William
Clarke, een man die trouwens tot zijn vriendenkring behoorde. Maar Mitch houdt
het niet alleen bij dat swingende West Coast geluid. Na de opener “I Got
No Reason” volgt het stampende “Dirty Deal”. Daarna rekent
hij af met de zuipschuit die zijn ex was in “Whiskey Drinkin’ Woman”,
een nummer dat we nog kennen van Lou Donaldson. Lionel Hampton schreef “Evil
Gal Blues” voor Bessie Smith, maar het is hier omgebouwd tot “Evil
Man Blues” en dit geeft Mitch de kans om nog een portie stevig klinkende
bluesharp de zaal in te sturen. Tijd voor een echte lading jazz dan, en ook
dit kan Mitch met verve brengen, getuige zijn uitvoering van “Song For
My Father” van Horace Silver. De subtiele, moody instrumental heeft wat
latin invloeden en de “chromatic” blijkt een prachtinstrument te
zijn om zulke nummers te brengen. Heerlijk! Er volgen nog wat uitstekend gekozen
covers, zoals “Sugar Sweet” van Melvin London. Roy Brown’s
“Lollipop Mama” opgedragen aan William Clark. In de typische West
Coast swing stijl. Zijn eigen “Wake Up and Worry”, wat ook een swing
van de bovenste plank is en het jazzy instrumentaaltje “Castle Rock”
sluiten dit concert af. Als je deze live opname hoort verlang je snel weer naar
een optreden van deze man op een of ander festival hier. Als je band niet meekan,
Mitch, kom gerust alleen, the “Backbones” zorgen wel voor ruggesteun,
net als vroeger.
(RON)
GAYE
ABEGBALOLA
GAYE WITHOUT SHAME
Website
Label : Hot Toddy Music
Distr.: VizzTone Records
De
naam Gaye Abegbalola doet niet bij elke bluesliefhebber een belletje rinkelen.
De groep Saffire-The Uppity Blues Women waar zij de medeoprichtster van was,
is al veel bekender. Deze ontstond in ’87 en werd ontdekt door Bruce Iglauer
van het toonaangevende Alligator Records. In 1990 kwam het eerste album ‘The
Uppity Blues Women’ uit op dit label. Tot op heden is het één
van de succesvolste platen uit de geschiedenis van het Alligator label. Ondertussen
zit het trio Gaye Abegbalola, An Rabson en Andra Faye al aan 7 studioplaten,
1 live-cd en 1 verzamelalbum voor het label. Deze groep is ook vandaag nog actief.
Ze werken aan een nieuw album dat vermoedelijk februari 2009 zal uitgebracht
worden. Gaye Abegbalola is een veelzijdige dame. Ze zingt, speelt gitaar, schrijft
nummers en verhalen, schildert en geeft muziekles. Ze noemt zichzelf bovenal
een activiste, die haar stem, pen en schilderborstels als wapens gebruikt. De
titel van haar nieuwe plaat ‘Gay(e) Without Shame’ maakt duidelijk
waar ze voor staat. Het album opent met het catchy en autobiografische ‘Queer
Blues’. Ze is lesbisch en iedereen mag het weten is haar slogan. Ook in
songs als ‘Déjà Vu Blues’ en ‘Lying Preacher
Blues’ staat de discriminatie van de holebi’s centraal. Verder selecteerde
ze 3 van haar all time favorites waar de liefde of gemis van liefde centraal
staat. Het werden Jimmy Reeds’ klassieker ‘Honest I Do’, Elmore
James’ ‘It Hurts Me Too’ en Gilbert Becauds’ ‘Let
It Be Me’. In elk nummer wil ze een boodschap overbrengen. Soms subtiel
zoals in ‘Boy In The Boat’ over de vrouwelijke anatomie, soms rechttoe
zoals ‘Bareback Rider’ over mannen die onveilige sex hebben. Met
al die missies zou je haast vergeten dat je ook 18 gevarieerde songs hoort.
Gaye beschikt over een uitstekende doorleefde bluesstem die zowel hoge noten
als de lage bassen aankan. Verder speelt ze akoestische slide op ‘Hungry
Woman’s Blues’, ‘Step Parent Blues’ en ‘Déjà
Vu Blues’. De andere gitaarpartijen en de productie werden verzorgd door
de bekende Bob Margolin. De muziek is een staalkaart van de (blues)muziekgeschiedenis.
‘Hold My Hand, Baby’, ‘Hungry Woman’s Blues’ en
‘Twisted Mind Blues’ zijn piedmontblues. Mede door pianobegeleiding
van Roddy Barnes kan men invloeden vanuit New Orleans terugvinden in ‘Queer
Blues’ en ‘Hetero Twinges’. ‘Tippin’On The Down
Low’ had van Bessie Smith uit de jaren ’20 kunnen zijn. Als bonus
is er nog een speech ‘Civil Rights vs. Queer Rights’ waar ze haar
frustraties uitstort over de strijd die ze haar ganse leven al heeft gestreden
tegen rassen- en vrouwendiscriminatie en homohaat.
Van mij mag Gaye haar hart blijven uitstorten, zeker als het ook muzikaal een
boeiend werkstuk blijft zoals bij deze ‘Gaye Without Shame’.
Bootsy Lester
Bij Radoslav Lorkovic stond er ongetwijfeld een Kroatische toverfee naast zijn kinderbedje, die ongemerkt de kleine Radoslav rijkelijk met muziekakkoorden besprenkelde in plaats van met wijwater. In werkelijkheid boog zijn grootmoeder Antonija Bujas zich over zijn wieg die hem volksliedjes voorzong in het Kroatisch, Sloveens of Tsjechisch. Zijn andere grootmoeder langs vaderszijde werd een internationaal gerenommeerde concertpianiste met een eigen tragische voorgeschiedenis. De in Zagreb geboren zanger/pianist is dus begiftigd met een uitzonderlijk muziektalent dat verder door zijn omgeving werd aangewakkerd. Elke pianoliefhebber die hem ooit Live kon beluisteren zal dit beamen. Dat bleek al toen hij songwriter Jimmy LaFave begeleidde op diens tournee door Europa en waar ook de toetsenist telkenmale op enthousiast applaus werd onthaald. Daarnaast begeleidde hij ook nog Greg Brown en omgekeerd. Zelf heeft de songwriter eveneens een solocarrière uitgebouwd. Zijn carrière begon op twintigjarige leeftijd toen hij met Bo Ramsey and the Sliders op tournee ging. Sindsdien bleef hij toeren doorheen Amerika, Alaska en Europa en stond hij op diverse festivalaffiches zoals o.m. het Woody Guthrie Festival en het Winnipeg Folk Festival.
Sinds 1990 bracht de singer-songwriter zes albums uit, waaronder twee Live opnames. Op twee na zijn alle albums echter uitgeput zodat er nog slechts twee te verkrijgen zijn. Die overblijvende albums imponeren echter zodanig op grond van Radoslav’ magistraal pianospel dat elk apart een bespreking waard is.
HIGH
AND DRY
Label: Shed Records
Dit album kwam uit in 1995 met, meest opvallend, zijn bevlogen pianospel dat zowel zijn klassieke opleiding als latere invloeden verraadt. Op zesjarige leeftijd verhuisde hij vanuit Kroatië naar Amerika en aanvankelijk klassiek georiënteerd kwam hij als tiener in aanraking met oude en nieuwe bluesinvloeden. O.a. Albert Ammons en Muddy Waters lieten een blijvende afdruk na op het ontvankelijk gemoed van de muzikant in wording. Later pikte hij nog jazzritmes op of de boogie-woogie stijl van James Booker en Professor Longhair. Al die invloeden hoor je op de negen nummers op dit album naast folky geïnspireerde songs. Greg Brown en Bo Ramsey staan hem bij met hun gitaren en bepalen mee de zuiderse klankrijkdom. Aan de bluesthema’s - travel, road, highway - voegt hij een enkele keer wat Mexicaanse melancholie aan toe zoals in ‘High And Dry’ of Zydeco zwier zoals in ‘That Girl of Mine’ met eigen accordeonbegeleiding. Zijn pianospel blijft echter de gevoelvolle onderstroom die buiten de oevers treedt wanneer hij op de wijze van Pinetop Perkins boogie-woogie ritmes exploreert. Meer intieme songs creëert hij door aan zijn songs klassieke schaduw te geven alsof hij zich alleen in een concertzaal bevindt, in eenzaamheid dialogerend met zijn piano. ‘Closin’ Time’ is zo’n pareltje. Zijn stem die gelijkt op een kruising van James Taylor, Tom Petty en Elton John harmonieert met de gitaren en piano zoals de lichtinval zich aanpast aan avond- of ochtendstonde.
BLUE
PARADE
Label: Hot Spring Records
In ‘Blue
Parade’ openbaart zich meer de klassiek opgeleide musicus, teruggrijpend
naar zijn Oost-Europese roots. Het album kwam uit in 2005 en is een pareltje
in zijn soort, mede door de vaak droefgeestige cellobegeleiding van Lee Zimmerman,
zelf ook klassiek geworteld. Piano en cello samen bewerkstelligen een muzikaal
wonder gebaseerd op pure poëzie en melodisch hartzeer. Eigenlijk zou ik
durven stellen dat hier grootmoeder Melita Lorkovic aan het werk is als hemelse
inspiratiebron, die haar kracht, sensitiviteit en dromerigheid aan haar kleinzoon
doorgeeft. Kleinzoon Radoslav bezit blijkbaar diezelfde kwaliteiten waarbij
artistieke overlevingskunst de drijfkracht is. Klassieke invloeden en de soul
van de blues vinden elkaar in songs als ‘Change’, ‘Jackie’
en het felle ‘Wheels Of Steel’, waarbij de piano afwisselt of lijkt
te aarzelen tussen intieme en passionele gevoelsklanken. De songwriter zingt
de songteksten voor zich uit met dezelfde reflecterende bezinning als Randy
Newman intiem, van wie hij ‘Sail Away’ brengt. Tien songs schreef
hij echter zelf, waarin hij zijn betrokkenheid op de kartelrandjes van de samenleving
verfijnde uitdrukking geeft, zoals in het sombere ‘Jeruzalem’. Op
‘Calypso’ verkent hij jazzy zijwegen. Maar zelden een weemoediger
song gehoord dan ‘Blue Parade’, waar zang, piano en cello culmineren
in een eenheid van transcendente schoonheid. Het album werd opgenomen in de
Methodist Church in Missoula in Montana. Beide virtuozen produceten samen dit
muzikaal kleinood dat drijft op de eenvoud van twee instrumenten. Wanneer beiden
afsluiten met ‘Wrong Track’ voel je je aangeraakt door de vleugels
van musicerende engelen, mogelijk de anima van Radoslav’s beide grootmoeders
die het Wonderkind behoedzaam leiden. Maar cellist Lee Zimmerman verdient ook
alle hulde want ook hij lijkt met zijn dromerige improviserende begeleiding
boven zichzelf uit te stijgen.
Marcie
CEDRIC BURNSIDE
& LIGHTNIN ' MALCOLM
TWO MAN WRECKING CREW
Website
Label: Delta Groove Distr.: Coast
to Coast
VIDEO 1 VIDEO
2 VIDEO
3
Op
het ijzersterke Delta Groove label, waar enkel topspul verschijnt, hebben ze
ook met deze release hun reputatie staande gehouden. Cedric Burnside, ja de
kleinzoon van de man himself en zoon van diens drummer Calvin Jackson, heeft
er samen met gitarist Lightnin Malcolm voor gezorgd dat ze met hun debuut al
dadelijk één van de vernieuwendste bluesplaten van het jaar afleveren.
Met beide voeten diep geworteld in de sound die hun Mississippi voorgangers
hen overleverden, maar met tevens een flinke portie van het goedje wat hun leeftijdsgenoten
van de North Mississppi All Stars, Black Keys en White Stripes ons meestal brengen.
Een fusie van soul, hip-hop en funk die de traditionele swampy, juke joint blues
mooi aanvult. Old school meets hiphop - blues dus. Cedric was onder meer te
zien op het grote scherm aan de zijde van Samuel L. Jackson in de bluesy prent
"Black Cat Moan", terwijl we Lightnin' Malcolm kennen van zijn veelbejubelde
debuut uit 2005 "Juke Joint Dance Party". Samen een energievol duo
dus, dat nieuw leven pompt in de Mississippi Hill County trance blues. De cd
opent met een hulde aan R.L Burnside, tevens de eenvoudige titel van de song.
Met verdere songs als het slepende, aan Black Keys schatplichtige "Nobody
Else" en "Don't Just Sing About The Blues" (Live It Too) met
zijn J.L Hooker ritme, laten de heren horen uit het goede blueshout gesneden
te zijn. Het rollende en stampende ritme van "World full Of Trouble"
bijvoorbeeld, verraad de klasse, net als de ingehouden soulgroove van "She's
Got Someting On Me". Zonder problemen wordt er bovendien van instrument
gewisseld, naarmate de song het vraagt. Beiden zijn immers multi-instrumentalisten.
David Z mocht tekenen voor de productie en die is als vanouds oerdegelijk. Wat
verwacht je anders van een man die naast B.B King ook Prince ooit van zijn hulp
mocht voorzien. Met Jason Ricci op mondharmonica zit je ook altijd op rozen,
dus je weet dat er nog weinig mis kon gaan met deze "Two Man Wrecking Crew".
Al vraagt hun cd titel er om, er valt niks af te breken aan dit debuut. Bompa
kan content zijn, Cedric!
(RON)
TODD
SNIDER
PEACE QUEER
Website Myspace
Label: Aimless Records / Continental Record
Services
Distr.: Munich Records
VIDEO 1 VIDEO
2 VIDEO 3 VIDEO
4
We
hebben weer absolute aanraders ontvangen van Continental Record Services, waarvan
de distributie in handen ligt van Munich records. Naast nieuw werk van Ollabelle
"Before This Time LIVE" en Winterpills "Central Chambers"
is er nu ook het nieuwe werk van Todd Snider: "Peace Queer". Snider
bevestigt voor ons op deze plaat de reputatie die hij al had, want het is weer
een heerlijk meesterwerkje geworden. Zo'n plaat die je eigenlijk even aan iedereen
wil laten horen omdat hij zo verschrikkelijk goed is. Todd Snider begon ooit
als een soort kruising tussen Tom Petty en Jerry Jeff Walker, al had hij ook
al in het begin een duidelijk eigen geluid. Snider is wat lastig in te delen.
Hij zingt zijn eigen liedjes, en zou daarom in het genre singer/songwriter geplaatst
kunnen worden anderzijds zijn er van die zelfgepende liedjes die klinken dan
weer als snoeiharde rock. Het interessantste is hij als hij ergens daar tussenin
gaat zitten. Dan kom je in een ondefinieerbaar genre met onder meer country-invloeden
en jazzy arrangementen. Zijn album "New Connection" (2004), was een
nauwelijks te overtreffen ingetogen meesterwerkje, dat aan John Prine in zijn
beste dagen deed denken, met name in de inventieve arrangementen en de schitterende
teksten zoals in "Crooked Piece of Time" dat samen met Prine word
gezongen maar ook de albums “The Devil You Know” (2006) en "Peace
Love & Anarchy" (2007) waren al even succesvol. Doordat deze platen
juist door die fantastische arrangementen uitblonken was ik benieuwd naar dit
nieuw werk. Op de liveplaat die volgde - Live at Grimey's 2007- liet hij horen
dat zijn directere live-aanpak ook heel goed uitpakte en dat je daar misschien
nog wel beter naar zijn teksten ging luisteren. Op deze nieuwe studioplaat "Peace
Queer" gaat hij een beetje tussen de twee benaderingen inzitten. Het is
dan ook een wat steviger EP geworden bestaande uit 8 tracks, zeven liedjes en
een spoken-word voordracht, waarbij Snider comedy, vernieuwde versies en politiek
mengt, waardoor de aandacht toch meer naar de liedjes gaat. En die zijn weer
goed tot zeer goed. Snider wil op een eigen wijze afrekenen met acht jaar misstanden
en oorlog, hopelijk is onze neohippie nu tevreden met het resultaat van de Amerikaanse
presidentsverkiezingen. Het steviger geluid sluit geraffineerde arrangementen
overigens niet uit. De teksten zijn kritisch, en niet alleen in "Mission
Accomplished" en "Dividing The Estate", maar ook een luisterliedje
als "The Ballad Of Cape Henry" horen stuk voor stuk bij zijn beste
werk. De verrassing op het album is een nieuwe versie van de Creedence Clearwater
Revival klassieker "Fortunate Son", uit 1969, getransformeerd tot
een akoestische bluestrack. Patty Griffin levert een bijdrage in de harmoniezang
voor deze track, maar verder is er ook hulp van medestanders als Kevn Kinney,
Peter Cooper en Will Kimbrough. De afwisseling tussen de liedjes en de interessante
teksten zorgen ervoor dat "Peace Queer" een interessante EP is geworden.
Als je belangstelling is gewekt moet je zeker eens naar Todd's myspace gaan,
want daar kun je niet alleen "Mission Accomplished en "Is This Thing
On?" beluisteren, je kunt er tevens ook videoclips bekijken.
DRUMBO
CITY OF REFUGE
Website
Label: Proper Records
Distr: Rough Trade
Goed
nieuws voor de Captain Beefheart fans, want de Magic Band is gedeeltelijk terug
op de been. John French of "Drumbo" zoals hij bij de Magic Band bekend
was verzamelde rond zich opnieuw namen als Bill Harkelroad (aka "Zoot Horn
Rollo"), Mark Boston (aka "Rockette Morton"), Greg Davidson (aka
"Ella Guru") en John Thomas. Hoewel de cd enkel niet materiaal bevat
hebben de heren de typische Beefheart stijl van de unieke Don Van Vliet perfect
weten terug te creëren en op deze "City Of Refuge" ingeblikt.
Het was een werk van lange adem (meerdere jaren om precies te zijn) en de opnames
ervan gebeurden zowel in Engeland als in Amerika. Het "Proper" label
bevestigd zich met deze release nog maar eens als een van de meest belangrijke
platenlabels van het moment. In de hoesnota's is de cd opgedragen aan John "Ravenscroft"
Peel, want net als zoveel andere progressievere bands hadden ook zij hun doorbraak
te danken aan deze charismatische "tegendraadse" Engelse D.J. Tegendraads
in de goede zin van het woord dan, omdat hij steeds zijn eigen weg ging en voorloper
was van vele muzikale richtingen. Hierdoor was zijn invloed op de muziekgeschiedenis
immens. Maar we zijn hier om Drumbo's release te beoordelen, en niet om de lof
te zingen van deze legendarische radioman. John French was onder meer de drummer
op de klassieker "Trout Mask Replica" en "Safe As Milk"
maar verder ook nog op cd's van Frank Zappa, Mallard, Crazy Backwards Alphabet,
Henry Kaiser, Richard Thompson, en ontelbare andere releases. Voor de echte
diehard fans, er komt volgend jaar een tour met deze muziek en French heeft
voor dan ook een boek gepland, getiteld: "Beefheart Through The Eyes Of
Magic". Zoals ik dus al vertelde heeft French Don's muziek hier op deze
"City Of Refuge" goed "gechanneld", zelfs het typische stemgeluid
en aparte zangstijl zit dicht in de buurt, het geheel ademt hiermee volledig
de sfeer van de vroegere dagen en de composities zijn sterk. Met nummers als
"Bogeyman" en "Maybe That 'll Teach Ya" laat John French
horen meer te zijn dan alleen maar de drummer van de (Magic) band. Vooral zijn
escapades op mondharmonica zijn verrassend goed. Al beperken de bijdragen van
de andere leden zich tot meerdere losse interventies en kunnen we hier niet
van een echte reünie spreken, toch heeft het geheel een hecht groepsgeluid.
De song die het meest roots in zich draagt is toch de funky blues "Get
So Mean". Fans van het vroegere werk van Don Van Vliet zullen zeker ook
deze cd weten te smaken.
(RON)
HT
ROBERTS
MOTION/STILL
Website
Label: Misty Music House / Donor Productions
Het
beste wat Gent naast o.m. het Belfort, de Watersportbaan en de Vooruit te bieden
heeft zijn ongetwijfeld hun singer-songwriters. Eerder dun gezaaid, maar de
artistieke enkelingen die vanuit het Gentse regelmatig op tournee gaan, zijn
van uitzonderlijke internationale klasse. Zo treedt in het gezelschap van songwriter
Bruno Deneckere sporadisch ook HT Roberts op, talentvolle vijftiger die ook
solo in het clubcircuit zijn rondgang maakt, vaak samen met Gijs Hollebosch.
Hij begon ooit als zanger/gitarist in ‘The Headstarts’. Spijtig
genoeg overschrijdt hij niet gauw de grenzen van Oost-Vlaanderen of het Brusselse
Gewest. Blij dus dat hij opnieuw een album uitbrengt, inmiddels zijn zesde dat
hij zelf producete. Voor het eerst voelt hij zich ook omringd door een volledige
band. Muzikantenliefde kan soms onvoorwaardelijk zijn, want al vanaf zijn eerste
‘Following The Buffalo’ uit 1997 werd ik getroffen door zijn warme
hese stem en die gevoelsklanken die aan zijn gitaar en dichtregels ontsprongen.
Op deze Motion/Still is het niet anders. Bij het eerste ‘Gospell Hill’
denk je dat hij de weg opgaat van Bruce Springsteen, het weemoedige ‘Mansion
on the Hill’ achterna. Maar daarna gaan zijn narratieve songs een andere
richting uit en doen zij eerder denken aan de intieme miniatuursongs van Tucker
Zimmerman, Neal Casal of Eric Andersen, die blijkbaar ook moeiteloos songpareltjes
kunnen creëren via inlevende observaties. H.T. Roberts maant je dan ook
aan om de geluidsknop niet te ver open te draaien daar hij zijn liedjes liever
influistert. Je volgt dit advies best op want hierdoor krijgen zijn twaalf songs
de bezonkenheid van filmische melodische gedichtjes. In o.m. ‘Mexican
Silver’, ‘Adobe Walls’ en ‘Talking to Ulysses’
komt die visuele poëzie sfeervol en nostalgisch tot leven. Vooral de grootvader
die, zich verliezend in herinneringen, troost zoekt bij zijn fiets is aandoenlijk
in zijn eenvoud. Enkele leunen aan bij bluesy country. Het ritmische ‘Railroad
Man’ bijvoorbeeld kan ik aanraden aan het NMBS personeel om telkens af
te draaien wanneer de trein weer eens aan een sein wordt opgehouden. Ook de
beat op ‘What It Takes’ genereert meer vitaliteit. Drummer Niels
Delvaux voelt Roberts goed aan en multi-instrumentalist Gijs maakt met dobro,
mandoline of lapsteel het muzikaal plaatje af. Zelf begeleidt Roberts zich met
zijn gitaren, zes- of twaalfsnarig. Op de mooie lovesong ‘Rebecca’
verdiept zijn dulcimer het delicate van de liefdesband. Af en toe roept zijn
gitaar die Mexicaanse melancholie op, eigen aan songschrijvers die zich graag
aan de kant van ‘slow moving rivers’ afzonderen. Later komen er
dan zijn muzikantenvrienden bij om kleurwarmte toe te voegen. Zelfs zijn zoon
Jeroen sprong bij door dit album mede op te nemen en te mixen, zodat dit zgn.
soloalbum de warmte uitstraalt van uitwaaierende kameraadschap. Dit akoestisch
album heeft de geur van ‘wild mountain thyme’, de tedere glans van
een ‘clear blue morning’ en de klankrijkdom van HT Roberts’
muzikaal droomleven en wordt dus ‘still’ aanbevolen.
Marcie
|
MAC ARNOLD
& PLATE FULL O' BLUES
BACKBONE & GRISTLE
Website Myspace
Booking: Bluebridge-network
Label: Plantation #1 Productions
CDBaby VIDEO
Mac
Arnold reisde in 1965 van zijn geboorteplaats, Greenville, South Carolina naar
Chicago, toen 24 jaar startte hij zijn muzikale loopbaan als zanger/bassist
bij A.C. Reed, die er voor zorgde dat hij even later kon spelen als bassist
voor Muddy Waters. Mac Arnold wordt door Bob Margolin als "a deep Chicago
bluesman from the old school" omschreven, een omschrijving voor een bluesman
die speelde met deze Muddy Waters op de albums "Live At The Café
Au Go Go" (John Lee Hooker with the Muddy Waters Band) en met Otis Spann
op "The Blues Is Where It’s At / Nobody Knows Chicago Like I Do";
beide opgenomen in het jaar 1966. In de beginjaren '70, verhuisde Arnold naar
LosAngeles, waar hij werkte met Soul Train, Bill Withers, en Redd Foxx's Laff
Records, om dan later in de jaren '80 terug naar huis te keren. Niet te verwonderen
dat Arnold’s muziekroots teruggaan naar de klassieke Chicago blues van
Muddy Waters en Jimmy Rogers, hetgeen we dan ook duidelijk horen op zijn nieuwe
album "Backbone & Gristle" opvolger van zijn debuut "Nothing
to Prove" uit 2005. Hierbij wordt Mac Arnold (vocals, Gas Can, bas) bijgestaan
door de 'Plate Full O’ Blues' bestaande uit multi-instrumentalist Max
Hightower (harmonica, slide gitaar, piano), Austin Brashier (gitaren, backing
vocals), Danny Keylon (bas) en Mike Whitt (drums). Speciale gasten zijn Mark
McMakin op bas, Steve Keeter op piano en Jim Peterman op Hammond B3. Arnold's
vitale stem doet denken aan die van Eddie Shaw, maar duidelijk zijn er ook sporen
van Waters en zelfs van Albert King. Het album bevat 13 studio tracks geschreven
en gearrangeerd door de band, plus twee nummers live uitgevoerd tijdens het
1st Annual Mac Arnold Cornbread & Collard Greens Festival in 2007. Arnold
speelt enkel bas in het nummer "Gitty Up", maar als hij zijn "Gas
Can" ter hand neemt zoals in "U Dawg Gone Right" en "Wrong",
dan is het pas genieten, want de sound die hij teweeg brengt met dit zes snaren
instrument is werkelijk magisch. Hierbij horen we Arnold in "U Dawg Gone
Right" vocaal op zijn sterkst, met humoristische lyrics zingt hij hier
het verhaal over een jonge dame die op zoek is naar de ware liefde. Na het instrumentale
"Blow Till You Blow" met het prachtige harpspel van Max Hightower
is het gesproken woord verhaal "Gas Can Story" wel een verrassing,
want hierin vertelt Arnold hoe zijn oudste broer, William Leroy Arnold, in 1947
de "Gas Can Guitar" heeft uitgevonden. Andere hoogtepunten zijn het
nummer "Things I Don’t Need", waarin Arnold een prima begeleiding
krijgt van pianist Hightower en in "The Garden Song" horen we het
prachtige harmonica werk van diezelfde Hightower met gitarist Austin Brashier
als enige begeleiding. Als afsluiters horen we eerst "Mean To Me"
met gitarist Bob Margolin en drummer Willie Smith om dan te eindigen met een
hernomen acht minuten durende, snellere alternatieve live versie van de langzamere
inspirerende, vorige studio track, "I Can Do Anything". Op beide versies
horen we trouwens harmonie zang van een kinderkoor op de achtergrond. Arnold's
bariton stem doet ons vaak denken aan zijn vocale bijdragen bij artiesten als
Muddy Waters en Tyrone Davis. Liefhebbers van Muddy Waters weten hierbij voldoende
: This is old-school blues at its finest!
MAC
ARNOLD & PLATE FULL O' BLUES LIVE |
ROXY
PERRY
IN MY SWEET TIME
Website Myspace
Contact
Label: Blue Perry Hill Records
VIDEO 1 VIDEO
2
Dit
is reeds Roxy Perry's vierde release ondertussen. Ik weet nog hoe Roxy's vorige
"Back To Bluesville", één van de eerste sterke blues
cd's was die ik hier bij Rootstime mocht bespreken. Deze "In My Sweet Time"
is tevens haar eerste zelf geproduceerde album. Net als op de andere releases
speelt ze op deze plaat ook een behoorlijk stukje bluesharp. De titel "New
York Blues Queen" die ze sinds haar debuut meekreeg, kan ze met trots blijven
dragen. Roxy heeft "het", dat wat de big blues mama's vanaf de jaren
dertig tot vijftig zo tekende, dames als Memphis Minnie, Victoria Spivey, Big
Mama Thornton: power en echtheid. Al heeft ze dan misschien niet de blues "geleefd"
als die dames, je merkt er weinig van, ze klinkt alsof ze het ook allemaal van
dichtbij beleefd heeft. Ze slaagt er zelfs in een klassieker als "I'm So
Lonesome I could Cry" van country legende Hank Williams net die portie
blues te injecteren en de song met zoveel overtuiging te brengen dat het meteen
één van de hoogtepunten van de cd geworden is. De vroegere rechterhand
Dave Fields is verdwenen, maar die zal het wel te druk hebben met zijn eigen
carrière. In de plaats kwam gitarist. Chris Vitarello, een adequate vervanger
voor Fields. Ongetwijfeld is veruit de mooiste song op deze cd "Let Me
Have My Rest", met enkel de dobro van Matt Baxter, haar krachtige stem
stem en mondharmonica brengt ze hier de puurste blues van absolute topkwaliteit.
De titelsong die hier onmiddellijk op volgt is een slow blues met een hoog gospelgehalte
en laat horen dat Roxy van alle markten thuis is. Of het nu jazzy ballads zijn,
slow blues, rockende, swingende of funky bluessongs, gevoelige mondharmonica
solos, dobro, slide of Memphis horns.zijn... ze heeft het allemaal te bieden.
En wat meer is, alles van de bovenste plank. Heel authentiek klinkt ook de afsluiter
"Not Bad Enough", die via enkele opnametruckjes, zoals krakend 78
toeren monogeluid en bepaalde oude microfoons laat horen dat ze haar titels
van "Blues Mama" en "Queen Of New York Blues" helemaal verdient.
Doe je ogen dicht en je waant je 65 jaren terug in de tijd, terwijl je luistert
naar je oude koffergrammofoon met een plaat van hoger vermelde dames. Have a
"Sweet Time" listening to this one.
(RON)