MEC YEK - TAISA

Artiest info
Website
facebook

Label: Choux de Bruxelles

Bij mensen, die het in deze kolommen nogal geliefde Brusselse collectief Jaune Toujours al even volgen, is bekend hoe, zo rond de eeuwwisseling, de samenwerking begon tussen JT en Mec Yek: Piet Maris trok met zijn accordeon richting Slovakije, waar hij op zoek ging naar Roma-muziek, die weliswaar al langer één van de assen was waar omheen de muziek van Jaune Toujours draaide, maar die meer “dagelijks vlees en bloed” behoefde. Uit de ontmoetingen die Maris toen had, ontstonden verschillende vriendschappen -muzikanten vinden elkaar altijd en overal- waarvan een aantal tot op vandaag standhouden. Daar bleken de wortels te liggen van wat nu al een hele tijd Mec Yek heet: de stemmen van zingende zussen Katia en Milka Pohlodkova namen een prominente plaats in in het repertoire dat Jaune Toujours sindsdien is gaan spelen.

Dat daarbij al eens grenzen overschreden worden van wat traditioneel bekend is en redelijk algemeen aanvaard, kan de bende niet deren. De zigeuner-afgeleide van Jaune Toujours is sindsdien een eigen leven gaan leden en, alvast in België, is dat een proper succesverhaal gebleken: de volkomen aparte aanpak in de samensmelting der beide repertoires wordt hier kennelijk tot op een behoorlijke hoogte geapprecieerd en, tot Corona roet in het eten kwam gooien, zag je de naam van Mec Yek heel geregeld opduiken in kringen van mensen die niet meteen last hebben van gekrompen oorschelpen. De plaat “SuperDiverCity” was redelijk succesvol en de concerten werden, mede omwille van hun feestelijke karakter, ontmoetingsmomenten voor dansers die ook op de muziek letten.

Vandaag is het collectief er met een nieuwe plaat, waarvoor de band op de meest uiteenlopende plaatsen zijn nieuwe set-up, die makkelijk verhuisd kan worden en waarmee dus, geheel volgens de geldende Corona-regels, gerepeteerd kan worden. De Molenbeekse VK was nogal vaak het decor van die repetities en diende uiteindelijk ook als opnameruimte voor deze plaat, die een negental nummers bevat, die de dames ooit met hun broers opnamen in het Slovaakse Kosice, maar die nooit officieel uitgebracht werden. De nummers uit die demo van toen, werden, net als een paar klassieke Roma-songs, aan een grondige Jaune Toujours oppoetsbeurt onderworpen. Dat betekent dat ze een jasje van eilandenblues tot tarantella en ska aangemeten kregen. Daarboven wordt gezongen door zowel Maris als door de meisjes en spelen de Heren Verkaeren, Raballand, Laga en Maris hun eigenste zelve en leven ze zich uit in de door het collectief bedachte arrangementen. Op een taaltje min of meer wordt niet gekeken: naast ht Romanes en het Russisch, is er bij wijze van integratieproeve af en toe zelfs een mondje Nederlands te horen.

“Taisa” schijnt “morgen” te betekenen, in dezelfde zin als de Spanjaarden “mañana” gebruiken: “rustig aan, het komt wel goed”. Dat mag ik hopen, want, nu ik de plaat zo’n dozijn keren gehoord heb, ben ik weer maar eens overtuigd: virtuositeit en emotie passen wonderwel bij elkaar en het soort Roma-muziek dat Mec Yek vandaag maakt, heeft, zonder iets van zijn eigenheid prijs te geven, moeiteloos (dat denk ik toch) de stap naar de moderniteit gezet. Nu Corona stilaan uit beeld verdwijnt, komt hopelijk algauw het moment waarop avontuurlijk ingestelde zaal- en festivalprogrammatoren op hun affiche plaats kunnen maken voor deze “zigeunergroep zonder viool”.

(Dani Heyvaert)